afb. A.F.A.M. Wetzer, 7 juli 2007
C. Peeters, 'De Sint Janskathedraal 's-Hertogenbosch' (1985) 248, 277
|
Het oorspronkelijke reliëf, dat nu in Museum de Bouwloods is tentoongesteld, toonde voorafgaand aan de restauratie aan de linker zijde een zwaar verweerde manspersoon ten voeten uit. De console waarop hij stond was te zwaar verminkt om nog herkenbaar te zijn. Hoewel de voorzijde van de voeten en benen geheel was afgekalfd, was nog juist herkenbaar dat de figuur geharnaste schoenen en kniestukken droeg. Verder droeg de figuur een met knopen afgezette lijfrok met wijde kraag, waarvan ook de resten van de wijde mouwen nog juist zichtbaar waren. Beide armen waren echter geheel verdwenen; slechts de afruk van vermoedelijk een schild dat de figuur in de linker hand droeg, was bewaard gebleven. Het hoofd van de figuur was vrijwel intact. De figuur was blootshoofds, had lang krullend haar en een jong uiterlijk. De rechter figuur was beduidend beter bewaard gebleven. Ook hier was een man ten voeten uit uitgebeeld, staande op een console waarin nog een zittend figuurtje (een engel?) was te herkennen. De man droeg een nauwe broek met daarop een met knopen afgezette lijfrok met wijde mouwen. Om de heupen droeg de man een met bloemmotieven versierde gordel, waaraan een klotendolk was bevestigd. Met de rechter hand omklemde de man het heft van de klotendolk. In de linker hand hield de man een voorwerp op dat nog het meeste wegheeft van een toorts, maar wat mogelijk ook een knuppel of een rol papier kan zijn geweest. Het goed bewaarde hoofd van de wat oudere, fronsende man toonde een volle baard en vol krullend haar. | 167 |
|
Bij de restauratie van 1933 werd de rechter figuur weer voorzien van een schild en kreeg hij een opgeheven zwaard in de hand, hetgeen op weinig of niets gebaseerd, maar zeker niet onplausibel was gezien de geharnaste voeten en knieën. Bij gebrek aan attributen blijft de betekenis van beide gewapende figuren raadselachtig. De in het verleden door Smits en Mosmans gepubliceerde suggesties zijn beide gekunsteld en vergezocht, maar worden hier volledigheidshalve toch vermeld. Xavier Smits borduurt in 1907 voort op zijn eerder ingezette ‘Paaschcyclus’, die hij op niet te volgen wijze bevestigd ziet in deze laatste wimbergfiguren. Hij duidt de twee figuren in 1907 als volgt:
‘frontaal n° 21 vormt het slot der rijke ikonografische reeks en bevestigt nogmaals de juistheid onzer beschrijving, van haar in 't bijzonder, die op den Paaschcyclus betrekking heeft. Twee personen sluiten deze heerlijke groepen. Daar echter beiden zonder de minste attributen of kenmerken zijn uitgebeeld, kan men hun op 't eerste gezicht geen bepaalde beteekenis geven. Toch zeggen de beelden iets: de eene is een volwassen man met korten baard, de andere een slanke jongeling. Herinneren wij ons nu van den eenen kant, dat wij ons thans aan het slot der passie bevinden, aan het graf van den gestorven Zaligmaker, van den anderen kant, dat een der gewone voorafbeeldingen van Christus in het graf is: Jozef in den put geworpen, aan welks rand Ruben treurt, dan is het zeker niet overmoedig, dat wij hierin eene verzinbeelding moeten zien van den begraven Verlosser. Deze veronderstelling wordt bevestigd door eenzelfde voorstelling in den Armenbijbel en het Bossche passiespel. De slotscène “der passie mitte figueren” welke die verreissenis
| 168 |
|
des Heeren op het Sint-Janskerkhof uitbeelde, sluit zich dan ook bij den laatsten frontaalgroep letterlijk en nauwkeurig aan. Hiermede zijn wij aan het einde der zinrijke vertooningen van de frontalen der straalkapellen gekomen, die het verlossingsverhaal door de tafereelen van den Kerst- en Paaschcyclus afbeelden’.157
Wat Smits hiermee precies bedoelde zullen we wellicht nooit meer achterhalen, maar van een interessante fantasie getuigt de beschrijving in elk geval wel. Niet minder fantasievol is de verklaring die Jan Mosmans in 1935 aan het papier toevertrouwt. Doorgaand op zijn theorie dat het tweede deel van de reeks belangrijke gebeurtenissen uit de Bossche geschiedenis verbeelden, interpreteert hij het voorwerp dat de rechter figuur omhoog houdt als een rol perkament. Hij schrijft in 1935:
‘Frontaal No. 21 legt het feit vast, dat in 1372 's Hertogenbosch en 40 andere Brabantsche steden en Vrijheden zich onderling bij plechtig verdrag verbonden, om de “kaart” of verordening van Cortemberg (12 Sept. 1312/13) en de“Walsche Carte”, (14 Juli 1314) eendrachtig te handhaven en na te komen. De oudste der twee uitgebeelde figuren houdt in de linkerhand een rol perkament vrij gewichtig vast. Dàt is het voornaamste accent in zijn pose. De rechterhand heeft hij zonder bepaalde beteekenis eenvoudig aan het dolkgevest midden voor zijn lijfrok gelegd. Het engeltje onder de console houdt een schildje met de handen omklemd, en nagenoeg bedekt, vast, hetgeen eerder kan duiden op rechten die men angstvallig zich niet wil laten ontrooven. dan dat het tot het vertoonen van een wapenfiguur zou moeten dienen. De veel jongere figuur op de frontaal zal een klein zwaard of een dolk met fantasieschild gevoerd hebben. Het ontbrak geheel. Zijn gelaat en zijn opvallend ten linkerschouder gebogen hoofd drukken, althans op het origineel, vroomheid of droefenis uit. Bovengenoemd steden-verdrag van 1372 werd in Brabant gesloten naar aanleiding van den slag bij Baswiller, die talrijke jongelieden der Bossche betere standen tot weezen maakte. Hebben wij hier een dier getroffen jonge patricische Bosschenaars vóór ons?’.158
De beide auteurs zijn het slechts met elkaar eens dat de betekenis van het reliëf slechts in samenhang met de voorgaande reeks achterhaald kan worden. Als gezegd werd het reliëf in 1932 uitgenomen om door een kopie in Ettringer tufsteen te worden vervangen. De geconserveerde delen werden nauwgezet gekopieerd en met name de linker figuur werd sterk aangevuld. De kraagstenen werden vermoedelijk op aanwijzing van Jan Mosmans vormgegeven als engelen die boeken omklemmen. Ook het opgeheven voorwerp in de hand van de rechter figuur werd duidelijk als een rol papier vormgegeven. In 1933 werd de kopie op de kerk geplaatst. In 2005 werd dit reliëf op zijn beurt vervangen door een geheel nieuwe kopie in tufsteen, gehakt door Ton Mooy. | 169 |
| Noten | |
| 157. | Smits 1907, p.159-160. |
| 158. | Mosmans 1935, p.145-146. |
Ronald Glaudemans, De Straalkapellen : Bouwhistorisch onderzoek 2003-2008 (2008) 167-169
|
Het oorspronkelijke reliëf z21, het laatste in de reeks aan de straalkapellen, toonde voorafgaand aan de restauratie aan de linker zijde een zwaar verweerde manspersoon ten voeten uit. De console waarop hij stond was te zwaar verminkt om nog herkenbaar te zijn. Hoewel de voorzijde van de voeten en benen geheel was afgekalfd, was nog juist herkenbaar dat de figuur geharnaste schoenen en kniestukken droeg. Verder droeg de figuur een met knopen afgezette lijfrok met wijde kraag, waarvan ook de resten van de wijde mouwen nog juist zichtbaar waren. Beide armen waren echter geheel verdwenen; slechts de afruk van vermoedelijk een schild dat de figuur in de linker hand droeg, was bewaard gebleven. Het hoofd van de figuur was vrijwel intact. De figuur was blootshoofds, had lang krullend haar en een jong uiterlijk. De rechter figuur was beduidend beter bewaard gebleven. Ook hier was een man ten voeten uit uitgebeeld, staande op een console waarin nog een zittend figuurtje (een engel?) was te herkennen. De man droeg nauwe hozen met daarop een met knopen afgezette lijfrok met wijde mouwen. Om de heupen droeg de man een met bloemmotieven versierde gordel, waaraan een klotendolk was bevestigd. Met de rechter hand omklemde de man het heft van de klotendolk. In de linker hand hield de man een voorwerp op dat nog het meeste wegheeft van een toorts, maar wat mogelijk ook een knuppel of een rol perkament kan zijn geweest. Het goed bewaarde hoofd van de wat oudere, fronsende man toonde een volle baard en vol krullend haar. Bij de restauratie van 1933 werd de rechter figuur weer voorzien van een schild en kreeg hij een opgeheven zwaard in de hand, hetgeen op weinig of niets gebaseerd, maar zeker niet ondenkbaar was gezien de geharnaste voeten en knieën. Mogelijk werd weer gebruik gemaakt van een negentiende-eeuws gipsafgietsel, dat niet meer bekend is. Opvallend is dat op de schets van de gebroeders Donkers uit 1853 het schild nog intact is en versierd is met een afschrikwekkend masker. Dit gezicht op het schild is bij de restauratie niet aangebracht, hetgeen bijna het bewijs is dat de | 129 |
|
schetsen niet door de restaurateurs werden geraadpleegd. Bij gebrek aan attributen blijft de betekenis van beide gewapende figuren raadselachtig. De in het verleden door Smits en Mosmans gepubliceerde suggesties zijn beide gekunsteld en vergezocht. Smits plaatst de twee mannen in zijn eerder ingezette “Paaschcyclus”.159 Voortbordurend op de theorie dat het tweede deel van de zwikkenreeks belangrijke gebeurtenissen uit de Bossche geschiedenis verbeelden, interpreteerde Mosmans het voorwerp dat de rechter figuur omhoog houdt als een rol perkament: “Frontaal No. 21 legt het feit vast, dat in 1372 ’s Hertogenbosch en 40 andere Brabantsche steden en Vrijheden zich onderling bij plechtig verdrag verbonden, om de “kaart” of verordening van Cortemberg (12 Sept. 1312/13) en de“Walsche Carte”, (14 Juli 1314) eendrachtig te handhaven en na te komen”.160 De beide auteurs zijn het in elk geval met elkaar eens dat de betekenis van het reliëf slechts in samenhang met de voorgaande reeks achterhaald kan worden. Het is niet uit te sluiten dat een bezegelde afspraak werd uitgebeeld, al dan niet in relatie met de voorgaande reliëfs of met de oorspronkelijke functie van de straalkapel. De geconserveerde delen werden nauwgezet gekopieerd en met name de linker figuur werd sterk aangevuld. De kraagstenen werden vermoedelijk op aanwijzing van Jan Mosmans vormgegeven als engelen die boeken omklemmen. Ook het opgeheven voorwerp in de hand van de rechter figuur werd duidelijk als een rol papier vormgegeven.161 | 130 |
| Noten | |
| 159. | Smits 1907, 159-160. |
| 160. | Mosmans 1935, 145-146. |
| 161. | Het reliëf werd in 1933 vervangen door een kopie. In 2005 werd dit reliëf op zijn beurt vervangen door een geheel nieuwe kopie, gehakt door Ton Mooij. |
Ronald Glaudemans, De Sint-Jan te 's-Hertogenbosch : Bouwgeschiedenis en bouwsculptuur 1250-1550 (2017) 129-130
| 1931 |
Jan MosmansFrontalen langs de facetten der straalkapellen (No. 21)De St. Janskerk te 's-Hertogenbosch (1931) 285, 287 |
|
| 1935 |
Jan MosmansIconografie van het choor en de straalkapellen der St. Jan te 's-Hertogenbosch's-Hertogenbosch 1185-1935 ('s Hertogenbosch 1935) 144 (No. 21), 145 |
Ronald Glaudemans, De Sint-Jan te 's-Hertogenbosch : Bouwgeschiedenis en bouwsculptuur 1250-1550 (2017) 22, 129-130
Ronald Glaudemans, De Straalkapellen : Bouwhistorisch onderzoek 2003-2008 (2008) 22, 167-169
C. Peeters, De Sint Janskathedraal te 's-Hertogenbosch (1985) 248, 277 (afb. 205-206)
C.F.X. Smits, De Kathedraal van 's Hertogenbosch (1907) 159-160
Frans van Valderen, De kathedrale basiliek van St. Jan te 's Hertogenbosch (1949) 110-111