afb. na 1931
C. Peeters, 'De Sint Janskathedraal 's-Hertogenbosch' (1985) 247, 274
materiaal: tufsteen
De reliëfs aan de straalkapellen zijn verhalende reliëfs en gaan over het leven van Christus. | 40 |
M.B. Grotens-Kos, Beeldhouwkunst in de open lucht in
materiaal: natuursteen.
Een aantal reliëfs uit de jaren twintig en dertig waren dusdanig verweerd dat zij vervangen moesten worden: | 97 |
M.B. Grotens-Kos, Beeldhouwkunst in de open lucht in |
Het oorspronkelijke plastiek was redelijk compleet bewaard gebleven, maar door vele kalklagen plaatselijk dicht geschilderd. Alleen de hoofden van de twee uiterste figuren ontbraken deels. In het midden van het frontaal, doorlopend over de twee blokken tufsteen, was duidelijk het naakte Christuskind herkenbaar, liggend op draperieën of op een kussen. Geheel links, het hoofd ontbrekend, een vrouw die haar handen op de schouder van de figuur naast haar legt. De hoofddoek van de vrouw was in de vorm van een afdruk nog wel herkenbaar. De man naast haar was gekleed in een lange tuniek en stond op een onherkenbaar verweerde console. De man had lang, wijd staand krullend haar en droeg een met geometrische motieven versierde mijter. Hoewel de kin was afgebroken, was de afdruk van zijn baard nog aanwezig. Zijn rechter hand lag op het kussen van het Christuskind, de linker over de schouder van de vrouw rechts naast hem. Deze vrouw, waarvan alleen het gesluierde hoofd was te zien, droeg het Christuskind en plaatste het schijnbaar op het kussen; de vingertoppen van de vrouw waren nog juist herkenbaar onder het kind. Tenslotte was aan de rechterzijde een man zichtbaar, gekleed in een lang gewaad, gesloten met een mantelspeld. De man stond op een onherkenbare console. Zijn rechter hand rustte op het kussen, terwijl hij in zijn linker hand een ritueel mes heeft. Een groot deel van het hoofd ontbrak, maar de baard en een deel van de wild krullende haarlokken was nog wel aanwezig. Een negentiende-eeuws afgietsel van het hoofd van de man bleef echter wel bewaard in het depot van de bouwloods.104 | 120 |
|
Xavier Smits, die het plastiek niet van dichtbij kon bekijken, schreef in 1907 het volgende over deze wimberggroep:
‘Frontaalgroep n° 6 is vooral belangrijk. Deze stelt de Heilige Famillie voor, terwijl zij het pas-geboren Kind verzorgt. Op eene verheven kribbe rust het pas-geboren Kind. Ter rechter staat Sint Jozef, wiens hoofd en patriarchale staf nagenoeg verdwenen. Zeer gehavend ook is het gelaat der Heilige Maagd. Maar het voornaamste: de breede haarvlechten, door de eigenaardige diadeem bekroond, zijn gespaard gebleven. Het is hetzelfde haartooisel als de Maria's uit het Evangelie in de processiespelen, op de estraden der Markt, droegen sedert het midden der XVIe eeuw. Hoe dikwijls komt het spel van Bethlehem in de Rekeningen voor? En hoe wordt Maria dan
| 121 |
|
voorgesteld? Juist als op deze frontaal: in langen witten lijfrok gehuld en geknield naast de kribbe. Gelijk op zoovele oude altaarluiken, knielt Maria ook hier met gevouwen handen voor haar Goddelijk Kind. Verder bestaat de groep nog uit twee vrouwenbeelden, wier optreden aan de kribbe traditioneel mag genoemd worden in de christelijke kunst. Het zijn de beide vroedvrouwen, die, naar de legende verhaalt, de Moeder Gods en haar Kind behulpzaam waren.’105
Blijkbaar zag Smits de mijter aan voor een ‘eigenaardig diadeem’ en interpreteerde hij de hand naast het gezicht als het lange haar van Maria.106 Wanneer hij het mes in de hand van de rechter figuur had herkend, was hij zeker op het thema van de besnijdenis gekomen, maar hij hield het voorwerp voor een afgebroken staf, wat paste in de opvatting dat de Heilige familie rond de kribbe was uitgebeeld. Het is niet zo verwonderlijk dat Smits de voorstelling niet herkende, want de weergave van de besnijdenis is, zeker in beeldhouwwerk, zeldzaam en komt bijvoorbeeld ook niet voor in de genoemde reeks te Kortrijk.107Jan Mosmans, die het reliëf van dichtbij en schoongemaakt kon bestuderen, herkende in de voorstelling wel direct de besnijdenis. Hij schrijft hierover in 1931:
‘De besnijdenis. Ook in deze groep is héél veel anders dan zooals het door Smits
| 122 |
|
beschreven wordt, die in het voorgestelde feit slechts eene verzorging van het pasgeboren Kind ziet en niet de besnijdenis. Op een met doek gedrapeerde verhevenheid ligt het goddelijk kind Jezus. Rechts van den beschouwer staat degene, die de besnijdenis verrichten zal met een mes in de hand. Links een met een mijter getooide figuur. Twee vrouwen zijn in den achtergrond zichtbaar. Deze zullen wel de twee vroedvrouwen der apocrieve evangeliën voorstellen’.108
Hoewel niet veel voorkomend is het thema van de besnijdenis wel belangrijk in de Christelijke kunst, daar de gebeurtenis in direct verband wordt gebracht met de naamgeving van Jezus en omdat het bloed van de Verlosser voor de eerste maal wordt vergoten. Het tafereel speelt zich gewoonlijk af in de tempel, in aanwezigheid van de ouders. Meestal wordt het kind gedragen door Maria, en zoals Kees Peeters in 1985 al suggereerde zal met de figuur die op het reliëf achter het kind staat niet een vroedvrouw maar Maria zijn weergegeven.109 De man met de mijter stelt ongetwijfeld de priester van de tempel voor die het ritueel gaat uitvoeren. De figuur rechts is vermoedelijk Jozef, die het rituele mes aanreikt. Wie de vrouw is achter de priester blijft duister. Peeters beklaagt zich over het feit dat het voorwerp in de hand van de rechter figuur bij de restauratie ‘als een groot slachtmes is uitgelegd’, maar het mes was op het authentieke plastiek geheel bewaard gebleven en naar de oorspronkelijke proporties gekopieerd.110Het relief uit 1984, een ‘kopie’ door de gebroeders Kemperman in zandsteen, heeft het karakter van het plastiek drastisch veranderd. De veranderingen zijn legio, maar vooral de gelaatsuitdrukkingen en de haardracht van de drie figuren aan de rechter zijde vallen op. Ook het Christuskind kreeg een geheel ander hoofd. Het hoofd van de figuur uiterst rechts slaat alles wat betreft veranderingen en doet je afvragen of de beeldhouwer echt een afgietsel van het plastiek uit 1931 als voorbeeld heeft gebruikt. | 123 |
| Noten | |
| 104. | Inv.nr. 309. Depot bouwloods. |
| 105. | Smits 1907, p.153-154. |
| 106. | Zo geeft hij het haar ook weer in de tekening van het plastiek , zie Smits 1907, plaat X (aangeduid met ‘geboorte’). |
| 107. | Devliegher 1973, p.63. |
| 108. | Mosmans 1931, p.284. |
| 109. | Peeters 1985B, p.6. |
| 110. | Peeters 1985A, p.247. |
Ronald Glaudemans, De Straalkapellen : Bouwhistorisch onderzoek 2003-2008 (2008) 120-123
|
Het oorspronkelijke plastiek Z6 was redelijk compleet bewaard gebleven, maar door vele kalklagen plaatselijk dicht geschilderd. Alleen de hoofden van de twee uiterste figuren ontbraken deels. In het midden van het frontaal, doorlopend over de twee blokken tufsteen, was duidelijk het naakte Christuskind herkenbaar, liggend op draperieën of op een kussen. Geheel links, het hoofd ontbrekend, staat een vrouw die haar handen op de schouder van de figuur naast haar legt. De hoofddoek van de vrouw was in de vorm van een afdruk nog wel herkenbaar. De man naast haar was gekleed in een lange tuniek en stond op een onherkenbaar verweerde console. De man had lang, wijd staand krullend haar en droeg een met geometrische motieven versierde mijter. Hoewel de kin was afgebroken, was de afdruk van zijn baard nog aanwezig. Zijn rechter hand lag op het kussen van het Christuskind, de linker over de schouder van de vrouw rechts naast hem. Deze vrouw, waarvan alleen het gesluierde hoofd was te zien, droeg het Christus kind en plaatste het schijnbaar op het kussen; de vingertoppen van de vrouw waren nog juist herkenbaar onder het kind. Tenslotte was aan de rechterzijde nog een man zichtbaar, gekleed in een lang gewaad, gesloten met een mantelspeld. De man stond op een onherkenbare console. Zijn rechter hand rustte op het kussen, terwijl hij in zijn linker hand een ritueel mes heeft. Een groot deel van het hoofd ontbrak, maar de baard en een deel van de wild krullende haarlokken was nog wel aanwezig. Een negentiende-eeuws afgietsel van het complete hoofd van de man bleef echter bewaard in het depot van de bouwloods.96 Op de schets die de gebroeders Donkers in 1854 maakten, is het hoofd ook nog intact, evenals het hoofd van de vrouw uiterst links. Smits, die de plastiek niet van dichtbij kon bekijken, beschreef in 1907 de voorstelling als de Heilige Familie bij het pasgeboren Kind.97 Blijkbaar zag hij de mijter aan voor een “eigenaardig diadeem” en interpreteerde hij de hand naast het gezicht als het lange haar van Maria.98 Wanneer hij het mes in de hand van de rechter figuur had herkend, was hij zeker op het thema van de besnijdenis gekomen, maar hij hield het voorwerp voor een afgebroken staf, wat paste in de opvatting dat de | 109 |
|
Heilige familie rond de kribbe was uitgebeeld. Het is niet zo verwonderlijk dat Smits de voorstelling niet herkende, want de weergave van de besnijdenis is, zeker in de vorm van sculptuur, zeldzaam en komt bijvoorbeeld ook niet voor in de genoemde reeks te Kortrijk.99 Mosmans, die het reliëf van dichtbij en schoongemaakt kon bestuderen, herkende in de voorstelling wel direct de besnijdenis.100 Hoewel niet veel voorkomend, is het thema van de besnijdenis wel belangrijk in de Christelijke kunst. De gebeurtenis wordt in direct verband gebracht met de naamgeving van Jezus, terwijl het bloed van de Verlosser voor de eerste maal wordt vergoten. Het tafereel speelt zich gewoonlijk af in de tempel, in aanwezigheid van de ouders. Meestal wordt het kind gedragen | 110 |
|
door Maria, en zoals Peeters al suggereerde zal met de figuur die op het reliëf achter het kind staat niet een vroedvrouw maar Maria zijn weergegeven.101 De man met de mijter stelt ongetwijfeld de priester van de tempel voor die het ritueel gaat uitvoeren. De figuur rechts is waarschijnlijk Jozef, die het rituele mes aanreikt. Wie de vrouw is achter de priester blijft duister, wellicht is een vroedvrouw bedoeld. Peeters beklaagt zich over het feit dat het voorwerp in de hand van de rechter figuur bij de restauratie ‘als een groot slachtmes is uitgelegd’, maar het mes was op het authentieke plastiek geheel bewaard gebleven en naar de oorspronkelijke proporties gekopieerd.102 | 111 |
| Noten | |
| 96. | Depot bouwloods, i-309. |
| 97. | Smits 1907, 153-154. |
| 98. | Zo geeft hij het haar weer in de tekening van het plastiek, zie Smits 1907, plaat X (aangeduid met 'geboorte'). |
| 99. | Devliegher 1973, 63. |
| 100. | Mosmans 1931, 284. |
| 101. | Peeters 1985 B, 6. |
| 102. | Peeters 1985 A, 247. De zwikvulling werd in 1984 opnieuw vervangen door een ‘kopie’ in zandsteen van de gebroeders Kemperman, die het karakter van het plastiek drastisch hebben veranderd. |
Ronald Glaudemans, De Sint-Jan te 's-Hertogenbosch : Bouwgeschiedenis en bouwsculptuur 1250-1550 (2017) 109-111
| 1931 |
Jan MosmansFrontalen langs de facetten der straalkapellen (No. 6)De St. Janskerk te 's-Hertogenbosch (1931) 283 |
Ronald Glaudemans, De Sint-Jan te 's-Hertogenbosch : Bouwgeschiedenis en bouwsculptuur 1250-1550 (2017) 109-111
Ronald Glaudemans, De Straalkapellen : Bouwhistorisch onderzoek 2003-2008 (2008) 120-123
C. Peeters, De Sint Janskathedraal te 's-Hertogenbosch (1985) 247, 274 (afb. 175-176)
C.F.X. Smits, De Kathedraal van 's Hertogenbosch (1907) 153-154, plaat X
Frans van Valderen, De kathedrale basiliek van St. Jan te 's Hertogenbosch (1949) 106
H.W. Valk, De Cathedrale Basiliek van St. Jan te 's-Hertogenbosch (1941) 52/53