afb. na 1930
C. Peeters, 'De Sint Janskathedraal 's-Hertogenbosch' (1985) 247, 273
materiaal: tufsteen
De reliëfs aan de straalkapellen zijn verhalende reliëfs en gaan over het leven van Christus. | 40 |
M.B. Grotens-Kos, Beeldhouwkunst in de open lucht in
materiaal: natuursteen
Een aantal reliëfs uit de jaren twintig en dertig waren dusdanig verweerd dat zij vervangen moesten worden: | 97 |
M.B. Grotens-Kos, Beeldhouwkunst in de open lucht in
Wimberg 5 (straalkapellen)Model in gips voor de vervanging.Inv. 811, 806; Mosmans 1931, afb. 186 nr. 2b (vervanging ter plekke); Peeters 1985, p. 247 nr. 5 (vervanging ter plekke), afb. 174 | 88 |
De bouwloods van de St.-Janskathedraal te 's-Hertogenbosch (1989) 88
|
Bij aanvang van de restauratie van dit reliëf was het al verregaand geërodeerd, maar door gebruik te maken van een gipsafgietsel dat aan het einde van de negentiende eeuw was vervaardigd kon de voorstelling tamelijk eenvoudig worden geduid en konden later verloren gegane details worden aangevuld. Het authentieke plastiek toonde twee grote figuren ten voeten uit, staande op consoles, waarachter zeven of acht kleinere figuren. Links waren de contouren zichtbaar van een zwaar beschadigde figuur, gekleed in een lang gewaad, staande op een onherkenbare console. Aan de hand van drie behouden, wijd uitstaande haarlokken en een fragment van een baard kon worden vastgesteld dat het om een man moest gaan. Links achter de mannelijke hoofdfiguur was een doedelzak spelende, bebaarde man zichtbaar. Daarnaast bevond zich een zwaar verweerde, nauwelijks herkenbare voorstelling van een ingebakerde baby (?), beschermend omarmd door een vrouwelijke figuur. Rechts naast de baby was het hoofd zichtbaar van een horizontaal liggende vrouw (?) met hoofddoek. Rechts toonde het reliëf een vrouwelijke hoofdfiguur in een lang kleed, staand op een kraagsteen in de vorm van een zittende engel. Met de ene hand houdt de figuur het kleed vast, terwijl de andere hand op de borst rust. De vrouw had lang golvend haar en droeg een hoofdsluier. De figuur leek het hoofd te laten rusten op een kussen met draperieën. Het aangezicht en een deel van de borsten van de vrouw waren beschadigd. Rechts boven de vrouw was een bebaarde man zichtbaar met een muts of tulband. De man leunde met de ene hand op een stok en rustte met de andere op | 115 |
|
een boek. Links boven de vrouw was een onbebaarde figuur met lang golvend haar te zien. Rechts hiernaast, achter een hek of bak (kribbe?) waren duidelijk de koppen van een ezel en een os bewaard. De duiding van de voorstelling op het reliëf is in dit geval niet erg moeilijk. In tegenstelling tot sommige andere voorstellingen waren hier cruciale delen van het beeldhouwwerk goed bewaard gebleven. Rechts is Maria zichtbaar die juist het Christuskind heeft gebaard. Hier achter rechts de profeet Jesaja, die de geboorte had voorspeld. Hiernaast respectievelijk de os en de ezel, waarnaast twee vrouwelijke figuren die mogelijk kunnen worden geduid als de twee vroedvrouwen die in de in de veertiende eeuw vaak aangehaalde Legenda aurera worden genoemd. De meest linker figuur van de twee is overigens als een engel hersteld, maar duidelijke gronden waren hier niet voor. Links boven is een doedelzak spelende herder uitgebeeld. De herders waren immers de eersten die het Kind bezochten, aanbaden en voor Maria en Kind musiceerden. Van de gestalte van Sint Jozef waren slechts contouren en kleine details bewaard, en de huidige figuur is dan ook grotendeels in 1930 bedacht, evenals de console waarop hij staat. Slechts de duiding van het Christuskind is dubieus te noemen. Zoals Kees Peeters al suggereerde ligt het eerder voor de hand dat de horizontaal geplaatste kleine figuur met hoofddoek - centraal in het reliëf - het kind heeft voorgesteld.99 De sterk geërodeerde vorm die nu als Christuskind is opgevat, is mogelijk een engel geweest of een tweede herder. In dat geval wordt de compositie ook helderder; het pas geboren kind - de belangrijkste figuur van de voorstelling - is dan centraal in het reliëf gesitueerd en de | 116 |
|
overige figuren staan er om heen geschaard. Het kind zou dan bovendien de proporties hebben gehad als in andere voorstellingen van de reeks, in tegenstelling tot de erg kleine baby die nu is weergegeven. Hoewel geheel anders van compositie, zijn de overeenkomsten met het reliëf in Kortrijk wat betreft de weergegeven figuren frappant te noemen. Ook hier rust Maria op een kussen met draperieën, zijn de os en de ezel uitgebeeld en een snaarinstrument spelende engel. Verder is er een engel met banderol, een doedelzak spelende herder en een op een stok leunende, bebaarde profeet Jesaja te zien.100 Met de duiding van het geheel had Xavier Smits in 1907 geen problemen maar met de ‘randfiguren’ des te meer. Hij telde maar liefst vijf herders:
‘De 5e frontaal beeldt ter rechterzijde de Heilige Famillie uit tijdens den Kerstnacht. Een vijftal schaapherders, die zoo vaak in den Ommegang
| 117 |
|
optraden, staren reikhalzend naar het Wonderkind, hun zooeven in Bethlehem’s velden geopenbaard. Zeer veel heeft deze groep geleden, ofschoon zij gelukkig herkenbaar is gebleven.’101
Jan Mosmans kon het reliëf van nabij bestuderen en had bovendien de beschikking over het oudere afgietsel. Hij schrijft in 1931:
‘De heilige kerstnacht. Deze groep is aanmerkelijk anders dan Smits haar beschrijft. Er is geen sprake van een vijftal herders. Dank zij een voor ruim 35 jaar genomen afgietsel en het gemakkelijk bestuderen van de nu uitgebroken frontaal in de bouwloodsen, kan er een andere en betere determinatie van gegeven worden, en kon de beeldgroep, op de figuur van St Jozef na, vrij nauwkeurig, zooals ze eenmaal geweest is, hersteld worden. Ter rechterzijde van den beschouwer ontwaart men de Moeder Gods in ruim geplooid gewaad. Een groote sluier wordt, boven haar, door een ouden profeet, leunend op zijn stok, en door een engel, opgebouden en opengespreid. Tusschen deze twee personen, dus boven Maria, zijn een os en een ezel gebeiteld, staande voor een open voederbak. Ter linkerzijde stond de bijna gansch vergane figuur van St Jozef. Boven hem een engel, die één kindje op wolkendons omlaag brengt. Rechts van het Kindje een soort vroedvrouw, links bovenaan in den hoek, een aardige doedelzakspeler. A1 wat er geschiedt, gebeurt boven Jozef, dus over hem heen of buiten hem om. De compositie is zeer verheven en doorwerkt van gedachten’.102
Mosmans lijkt dus overtuigd te zijn van de weergegeven engel die het | 118 |
|
pasgeboren Kind naar beneden brengt. We zullen het nooit met zekerheid kunnen zeggen, want het in Museum de bouwloods tentoongestelde reliëf is sedertdien sterk achteruit gegaan en allerlei onderdelen zijn verdwenen. Bovendien, het is al eens gezegd, zijn de negentiende-eeuwse gipsafgietsels niet bewaard gebleven. Verschillende onderdelen, zoals de os en de ezel ontbreken momenteel aan het bewaarde reliëf, maar zijn nog wel zichtbaar op de foto die is gemaakt voordat het reliëf van de kerk verwijderd werd. Opvallend is dat enkele delen niet natuurlijk zijn verweerd maar lijken te zijn behakt, zoals het gezicht en de borst van Maria. Mogelijk heeft dit te maken met het aanbrengen van stucwerkreparaties zoals die hierboven al zijn besproken. De uiterst consciëntieus uitgevoerde kopie in Ettringer tufsteen, gehakt door Jos Goossens, werd in 1931 geplaatst. Al aan het einde van de zeventiger jaren van de twintigste eeuw verkeerde het gekopieerde reliëf in een bedenkelijke staat en waren enkele onderdelen al afgebroken. Besloten werd om het reliëf te vervangen door een nieuwe kopie in Obernkirchner zandsteen. In 1984 werd het nieuwe reliëf, gehakt door Jacques de Bresser, geplaatst. Al bleef het nieuwe werk in grote lijnen als het oude, in details zijn er talloze veranderingen op te merken in deze ‘kopie’. Met name de gezichten, en dan vooral die van de herder en de profeet zijn geheel veranderd. Ook bij het hakken van dit reliëf werden de in de bouwloods bewaarde ontwerpmodellen uit 1930 niet gebruikt.103 | 119 |
| Noten | |
| 99. | Peeters 1985A, p.247 en Peeters 1985B, p.7. |
| 100. | Devliegher 1973, p.63-64 en afb.144. |
| 101. | Smits 1907, p.153. |
| 102. | Mosmans 1931, p.283-284. |
| 103. | Inv.nummers 806 en 811. |
Ronald Glaudemans, De Straalkapellen : Bouwhistorisch onderzoek 2003-2008 (2008) 115-119
|
Bij aanvang van de restauratie van reliëf z5 was het al verregaand geërodeerd, maar door gebruik te maken van een gipsafgietsel dat aan het einde van de negentiende eeuw was vervaardigd kon de voorstelling tamelijk eenvoudig worden geduid en konden later verloren gegane details worden aangevuld. De originele plastiek toonde twee grote figuren ten voeten uit, staande op consoles, waaromheen zeven of acht kleinere figuren. Links waren de contouren zichtbaar van een zwaar beschadigde man, gekleed in een lang gewaad, staande op een onherkenbare console. Aan de hand van drie behouden, wijd uitstaande haarlokken en een fragment van een baard kon worden vastgesteld dat het om een man moest gaan. Links achter de mannelijke hoofdpersoon was een doedelzak spelende, bebaarde man zichtbaar. Daarnaast bevond zich een sterk verweerde, nauwelijks herkenbare voorstelling van wat geïnterpreteerd werd als een ingebakerde baby, beschermend omarmd door een vrouwelijke figuur. Rechts naast de baby was het hoofd zichtbaar van een horizontaal liggende figuur met hoofddoek. Rechts toonde het reliëf een vrouwelijke hoofdpersoon in een lang kleed, staand op een kraagsteen met een zittende engel. Met de ene hand houdt de vrouw het kleed vast, | 108 |
|
terwijl de andere hand op haar borst rust. Zij had lang golvend haar en droeg een hoofddoek. De vrouw leek het hoofd te laten rusten op een kussen met draperieën. Het aangezicht en een deel van haar borsten waren beschadigd. Rechts boven de vrouw was een bebaarde man zichtbaar met een muts of tulband. De man leunde met de ene hand op een stok en rustte met de andere op een boek. Links boven de vrouw was een onbebaarde figuur met lang golvend haar te zien. Rechts hiernaast, achter een hek of bak (kribbe?) waren duidelijk de koppen van een ezel en een os bewaard. De duiding van de voorstelling op het reliëf is in dit geval niet erg moeilijk. In tegenstelling tot sommige andere voorstellingen waren hier cruciale delen van het beeldhouwwerk goed bewaard gebleven. Rechts is Maria zichtbaar die juist het Christuskind heeft gebaard. Hier achter aan de rechter zijde de profeet Jesaja, die de geboorte had voorspeld. Hiernaast respectievelijk de os en de ezel, waarnaast twee vrouwelijke figuren die mogelijk kunnen worden geduid als de twee vroedvrouwen die in de in de veertiende eeuw vaak aangehaalde Legenda Aurera worden genoemd. De meest linker figuur van de twee is overigens als een engel hersteld, maar duidelijke gronden waren hier niet voor. Links boven is een doedelzak spelende herder uitgebeeld. De herders waren immers de eersten die het Kind bezochten, aanbaden en voor Maria en Kind musiceerden. Van de gestalte van Jozef waren slechts contouren en kleine details bewaard, en de huidige figuur is dan ook grotendeels in 1930 bedacht, evenals de console waarop hij staat. Slechts de duiding van het Christuskind is dubieus te noemen. Zoals Peeters al suggereerde ligt het eerder voor de hand dat de horizontaal geplaatste kleine figuur met hoofddoek – centraal in het reliëf – het kind heeft voorgesteld.91 De sterk geërodeerde vorm die nu als Christuskind is opgevat, is mogelijk een engel geweest of een tweede herder. In dat geval wordt de compositie ook helderder: het pas geboren kind – de belangrijkste figuur van de voorstelling – is dan centraal in het reliëf gesitueerd en de overige figuren staan er om heen geschaard. Het kind zou dan bovendien de proporties hebben gehad als in andere voorstellingen van de reeks, in tegenstelling tot de erg kleine baby die sinds de restauratie is weergegeven. Hoewel geheel anders van compositie, zijn de overeenkomsten met het eerder genoemde reliëf in Kortrijk wat betreft de weergegeven figuren frappant te noemen. Ook hier rust Maria op een kussen met draperieën, zijn de os en de ezel uitgebeeld en een snaarinstrument spelende engel. Verder is er een engel met banderol, een doedelzak spelende herder en een op een stok leunende, bebaarde profeet Jesaja te zien.92 Met de duiding van het geheel had Smits in 1907 geen problemen maar met de ‘randfiguren’ des te meer. Hij telde maar liefst vijf herders.93 Mosmans kon het reliëf van nabij bestuderen en had bovendien de beschikking over het oudere afgietsel. In zijn duiding geeft hij in 1931 interessante informatie over het beeldhouwwerk.94 Hij lijkt overtuigd te zijn van een weergegeven engel die het pasgeboren Kind naar beneden brengt. We zullen het nooit met zekerheid kunnen zeggen, want het in de bouwloods tentoongestelde reliëf is sedertdien sterk achteruit gegaan en allerlei onderdelen zijn verdwenen. Bovendien, het is al eens gezegd, zijn de negentiende-eeuwse gipsafgietsels niet bewaard gebleven. Verschillende onderdelen, zoals de os en de ezel ontbreken momenteel aan het bewaarde reliëf, maar zijn nog wel zichtbaar op de foto die is gemaakt voordat het reliëf van de kerk verwijderd werd. Opvallend is dat enkele delen niet natuurlijk zijn verweerd maar lijken te zijn behakt, zoals het gezicht en de borst van Maria. Mogelijk heeft dit te maken met het aanbrengen van stucwerkreparaties zoals die hiervoor zijn besproken.95 | 109 |
| Noten | |
| 91. | Peeters 1985 A, 247 en Peeters 1985 B, 7. |
| 92. | Devliegher 1973, 63-64 en afb. 144. |
| 93. | Smits 1907, 153. |
| 94. | Mosmans 1931, 283-284. |
| 95. | De kopie in Ettringer tufsteen van Jos Goossens werd in 1931 geplaatst. In 1984 werd een nieuwe reliëf in Obernkirchner zandsteen van Jacques de Bresser, geplaatst. Hierbij werden de in de bouwloods bewaarde ontwerpmodellen uit 1930 niet gebruikt (depot bouwloods, i-806 en i-811). |
Ronald Glaudemans, De Sint-Jan te 's-Hertogenbosch : Bouwgeschiedenis en bouwsculptuur 1250-1550 (2017) 108-109
| 1931 |
Jan MosmansFrontalen langs de facetten der straalkapellen (No. 5)De St. Janskerk te 's-Hertogenbosch (1931) 283 |
Ronald Glaudemans, De Sint-Jan te 's-Hertogenbosch : Bouwgeschiedenis en bouwsculptuur 1250-1550 (2017) 108-109
Ronald Glaudemans, De Straalkapellen : Bouwhistorisch onderzoek 2003-2008 (2008) 115-119
C. Peeters, De Sint Janskathedraal te 's-Hertogenbosch (1985) 247, 273 (afb. 173-174)
C.F.X. Smits, De Kathedraal van 's Hertogenbosch (1907) 153, plaat X
Frans van Valderen, De kathedrale basiliek van St. Jan te 's Hertogenbosch (1949) 106
H.W. Valk, De Cathedrale Basiliek van St. Jan te 's-Hertogenbosch (1941) 64/65