afb. A.F.A.M. Wetzer, 10 juli 2007
C. Peeters, 'De Sint Janskathedraal 's-Hertogenbosch' (1985) 249, 278
|
De zwik in de tweede travee aan de noordzijde van het koor was, zoals al aangehaald, tot de restauratie van 1910 uitzonderlijk gaaf bewaard gebleven (z25). Links zien we een naakte man, Adam, ten voeten uit. Hij is uitgedost met een weelderig krullend kapsel en volle baard; met de linker hand houdt hij een appel voor de borst, met de rechter een drielobbig blad voor de schaamstreek. Aan zijn voeten staat een engel, met opgeheven zwaard, dat gezien de uitvoering als ‘vlammend’ kan worden opgevat. Rechts staat een naakte vrouw, Eva, met lang golvend haar. Ook zij houdt links een appel voor de borst en rechts een blad voor de schaamstreek. Aan de voeten van Eva ligt een sfinxachtig monster met een lange staart en een in sluiers gehuld mensenhoofd. Smits merkt hierover op dat “op dezelfde wijze als Sint-Michiel de onwaardigen uit het heiligdom weert, (-) ook de Cherub onze stamouders uit Eden [verdreef ]”.87 Geheel in deze lijn schrijft Mosmans in 1931: “Eva’s voet rust op een langgestaart dier, met dom-uitzienden, half in doek verscholen menschenkop. Tot piedestal aan de Adam-figuur strekt een engel met vlammend zwaard. De antithese tusschen goed en kwaad deelt hier aan de schenners, Adam en Eva, bijna de gansche ruimte, aan den wreker, den engel met het zwaard, slechts een ondergeschikt plaatsje toe. (-)”.88 In zijn publicatie van 1935 geeft Mosmans een bizarre reden voor de aangebrachte voorstelling. Hij stelt dat Adam en Eva hier zijn uitgebeeld “uit erkentenis” voor de inspanningen voor de bouw, door een pastoor van de Sint-Jan, heer Adam.89 Door de ongebruikelijke uitbeelding van de slang in de vorm van een sfinx met vrouwenhoofd en lange staart, is er getwijfeld of hier de zondeval was uitgebeeld. Een vergelijkbare weergave van de slang, half mens half dier, is bijvoorbeeld te zien op een miniatuur in de Bible Moralisée die de erfzonde voorstelt, vermoedelijk rond 1402 vervaardigd door de gebroeders Van Limburg in opdracht van hertog Philips de Stoute.90 Dit slangenmens herhaalden zij nog eens in Les Très Riches Heures (1411-1416) op het blad dat ‘Het | 180 |
|
paradijs met de val van Adam en Eva’ voorstelt.91 Nog weer later, omstreeks 1475, werd de slang met menselijk bovenlichaam ook uitgebeeld door Hugo van der Goes in De Zondeval, zoals Peeters ook aangeeft.92 Ook Jheronimus Bosch beeldde de duivel in deze gestalte af, op het linker luik van de Hooiwagen, waar het Laatste Oordeel wordt verbeeld. De manier van weergeven van de slang was in die tijd dus minder ongebruikelijk dan wel wordt gedacht en alle elementen om de erfzonde of zondeval uit te beelden zijn daarmee aanwezig in het reliëf. De sculptuur met Adam en Eva behoorde tot de best bewaarde zwikvoorstellingen, al doen de in de bouwloods bewaarde restanten iets anders vermoeden.93 Zoals hierboven beschreven, was het beeldhouwwerk, voorafgaand aan de restauratie van 1910, slechts licht beschadigd. Een foto van het gipsafgietsel – in elk geval ruim vóór 1910 gemaakt – laat zien dat het reliëf voordien nog completer was dan toen de foto van de restauratie werd gemaakt. In die gave vorm werd het reliëf ook door Lambert Hezenmans getekend, omstreeks 1907.94 Dit bewijst dat het beeldhouwwerk beschadigd raakte bij het vernieuwen van de lijsten en hogels rond de wimberg. Blijkbaar keek men niet zo nauw, want het reliëf zou toch vervangen worden. Een deel van de beschadigingen is het gevolg van het verwijderen en vervoeren van het beeldhouwwerk, maar overduidelijk ook zijn bewust stukken uit het reliëf weggehakt. Vermoedelijk was men aanvankelijk van plan delen van het authentieke werk in situ te handhaven, en nieuwe stukken beeldhouwwerk in te passen, maar zag men hier om welke reden ook van af. Het oorspronkelijke werk van tufsteen, werd uiteindelijk geheel gekopieerd in kalksteen. | 181 |
| Noten | |
| 86. | Voor de beschrijvingen van de reliëfs wordt de doornummering van de zwiksculptuur aangehouden, daar verschillende publicaties, restauraties en documentatie in de bouwloods ieder hun eigen verwarrende nummering en plaatsaanduiding hanteren. Voor de omnummering van de reliëfs zie Glaudemans 2003. De twee reliëfs in de westelijke travee van het hoogkoor (z24 en z38), behoren niet tot deze bouwfase en worden daarom beschreven in hoofdstuk 5. |
| 87. | Smits 1907, 163. |
| 88. | Mosmans 1931, 289. |
| 89. | Mosmans 1935, 150-151. |
| 90. | Dückers 2005, 90. |
| 91. | Bakker 2005, 196-197. |
| 92. | Peeters 1985 A, 249. |
| 93. | Bouwloods i-682, i-692, i-693, i-694, i-695, i-696. Koldeweij 1989, 99. |
| 94. | Rackham 2003, 88-89. |
Ronald Glaudemans, De Sint-Jan te 's-Hertogenbosch : Bouwgeschiedenis en bouwsculptuur 1250-1550 (2017) 180-181
|
Adam en Eva. Op dezelfde wijze als Sint-Michiel de onwaardigen uit het heiligdom „weert, verdreef ook de Cherub onze stamouders uit Eden”. Eva's voet rust op een laanggestaart dier, met dom-uitzienden, half in doek verscholen menschenkop. Tot piedestal aan de Adams-figuur strekt een engel met een vlammend zwaard. De antithese tusschen goed en kwaad deelt hier aan de schenners, Adam en Eva, bijna de gansche ruimte, aan den wreker, den engel met het zwaard, slechts een ondergeschikt plaatsje toe. De beide deelen der antithese balanceeren, tastbaar, niet. (afb. 190) | 289 |
Jan Mosmans, 'De St Janskerk te 's-Hertogenbosch' (1931) 288-289
|
Op frontaal A zien wij Adam en Eva afgebeeld. Waarom? De Bossche pastoor der Sint Jan, heer Adam, had reeds 40 jaren of langer zijn ombouw zijner parochiekerk gadegeslagen en wie weet hoezeer aangemoedigd. Uit erkentenis tegenover dezen vaderlijken priester (slechts zijdelings omdat het hier de eerst-geplaatste frontaal gold) beelde de bouwhut hem, | 150 |
|
niet in gelijkend wezen, maar in zijn naamgenoot en patroon stamvader Adam uit. Zulks geschiedde wel is waar vergezeld van Eva -wat niet meer dan natuurlijk was en wijl elke frontaal nu eenmaal twee beeltenissen vereischte- doch verder, omdat Eva toch geen schijn van schaduw kon werpen op pastoor Adam's hoogstaande persoonlijkheid. (afb. A) | 151 |
Jan Mosmans, ''s-Hertogenbosch 1185-1935' (1935) 139-156
| 1931 |
Jan MosmansFrontalen van het priester-choor (No. 2)De St. Janskerk te 's-Hertogenbosch (1931) 288-289 |
Ronald Glaudemans, Het hoogkoor : De wimbergreliëfs (2010) 15-18
Ronald Glaudemans, De Sint-Jan te 's-Hertogenbosch : Bouwgeschiedenis en bouwsculptuur 1250-1550 (2017) 180-181
Ronald Glaudemans, Sint-Janskathedraal : Bouwhistorisch onderzoek 1999-2008 (2010) 98-99
C. Peeters, De Sint Janskathedraal te 's-Hertogenbosch (1985) 249, 278
C.F.X. Smits, De Kathedraal van 's Hertogenbosch (1907) 163, plaat XII