afb. Ernst van Mackelenbergh, Rosmalen
|
Op de zuidoostelijke pijler van de meest westelijke travee der noordelijke buitenzijbeuk van het koor bevindt zich, als een lange verticale baan op het platte vlak (noordwestzijde) een schildering van de Boom van Jesse, de stamboom van Christus.89 Deze zijbeuk is als kapel van de Lieve Vrouwe Broederschap in 1407-1426 gebouwd en al vóór de inwijding is deze schildering door de Broederschap of een van haar leden gesticht en voltooid. Het onderste gedeelte van de schildering vertoont een afzonderlijke voorstelling, die door beschadiging moeilijk herkenbaar is, maar misschien de Boodschap van de Engel aan Maria verbeeldt, met een knielende, gevleugelde figuur in rood gewaad en een neergezeten figuur in groen gewaad, beide met aureolen.90 Daarboven is Jesse (Davids vader) zittende voorgesteld; twee engelen houden een tapijt achter hem. De boom tekent zich af tegen een rood fond en splitst zich in twee takken, waaraan krulranken de figuren van twaalf koningen van Juda, voorvaderen van Christus, omlijsten, terwijl tussen beide takken deze laatste aan het Kruis is voorgesteld.91 Boven het kruis staat de heilige Maagd met het kind op een maansikkel; zij wordt vergezeld door twee figuren, waarvan de linkse, met hoofddoek en spreuklint, als de profeet Isaias te duiden is, de ander, baardeloos, en lang gewaad, als de evangelist Johannes (?). Boven haar hoofd zweeft God de Vader, van borst tot kruin, maar naar het schijnt zonder hoofddeksel, uitgebeeld tussen een zwerm engelen met zwaluwvleugels op de wolken, stralen schieten naar het drietal onder hen uit. Op de strook die beide composities, Boodschap en Boom, scheidt, zijn sporen van een opschrift aanwezig, wel geduid als virga de radice Jesse et flos de radice ejus (Isaias 11, 1-2; vgl. Romeinen 15,12), maar de lettersporen zijn thans uiterst flauw en geheel onleesbaar. Het geheel is uitgevoerd in tempera en olieverf en meet 7,85 bij 1,40 meter. De schildering werd in december 1926 onder een zware okerlaag en verscheidende kalklagen (al die lagen die toen in de gehele koorbeuk tot op de blote steen verwijderd werden) vandaan gehaald.92 Maar het bestaan ervan was al veel eerder bekend, want aan het begin van de 19de eeuw was de stamboom al eens van onder het witsel tevoorschijn gekomen maar niet in het zicht gelaten.93
Het bestaan van de schildering was Jan Hezenmans bekend uit de in 1639 door de kerkmeesters opgestelde lijst van te verwijderen superstitiën: ‘9e. De boom Jesses, staende tegen den pylaer omtrent het L. Vrouwechoor, mette beelden
| 306 |
|
daerboven’, waarbij hij opmerkt: ‘... overeenkomstig een mondelinge mededeeling, is die stamboom, eene halve eeuw geleden, daar uit zijn overwitsel te voorschijn getreden en toen, helaas! met weinig meer eerbied behandeld, even als verschillende andere fresko-schilderingen, die zich nu en dan op die hoogte vertoond hebben. Of wij onder de beelden daarboven iets anders te verstaan hebben dan de beelden aan den pilaar zelve, is ons onbekend’. Bij de herontdekking in 1926 werden zichtbaar deels de voortekening, zwart op bruingele ondergrond in tempera, en voor een klein deel fragmenten van de voltooide schildering in oliehoudende dekverf, waarbij niet altijd aan de voortekening was vastgehouden; voor het overige resten van voorschildering, plamuurresten en sporen van verguldsel.
‘Bij sommige der koningen is het na te gaan’, aldus Gerhard Jansen, die het herstel uitvoerde, ‘dat hun kleedij verguld was, de later over de vergulding geschilderde armen, handen en scepters zijn met afbladderen van het goud verdwenen, sporen van de schets zijn hier en daar over. De bloote voeten (in schets) zijn geschoeid geweest en het in schets overgebleven kruisbeeld zal bij de voltooiing van een lendendoek zijn voorzien geweest. Door opsporen, versterken en geringe aanvulling van de in de steenporiën nog aanwezige kleurrestjes, meestal ter grootte van speldeknopjes, is er nog veel herwonnen, wat anders niet te onderscheiden was’. De kleuren zijn diep geweest, met lichtwerking in de kledij, bijvoorbeeld in het blauwe kleed van de Moeder Gods. Bij de vierde koning rechts waren er sporen van letters op de vergulde rand van zijn schoudermantel: Joatham (?).
Maria's blauwe mantel heeft goudgele borduursels en hangt over een groen onderkleed. Een nimbe met stralen en sterren of edelstenen omgeeft haar hoofd en dat van het Kind.
Zoals gezegd, moet de schildering in de bouwtijd van de kapel gedateerd worden, maar de rekeningen van de Lieve Vrouwe Broederschap vermelden niet haar ontstaan, doch slechts enkele onderhoudsbeurten:
1422/23 ‘van der roeden van Yesse scoen te maken want die met calc beloepen was dat van boven door dat wulfsel gedrongen was’.
1432/33 ‘... der kerken knapen van den pylerne te wasschen dair die roede van Jesse aen gemaekt steet’ (roede = twijg, loot, tak).
1447/48 ‘Goessen de maelre ... en die roede van Jesse te wassen’.94
1459/60 ‘.’ Aelbrecht den Maelre ... ende die roy van Jesse en die pylerne te wassen’.
Op 7 januari 1640 vroeg de hervormde kerkeraad aan de stadsregering om onder meer ‘de boom Jesses, staende tegens den pylaer omtrent het L. Vrouwe-choor mette beelden daerboven’ te mogen verwijderen, nadat hij op 31 december 1639 een lijst van aanstootgevende ‘superstitieuse dingen’ in de kerk aan de raad der stad had aangeboden. Kort daarna moet de schildering ondergewit zijn. Op de pijler ten oosten van die waarop deze Boom van Jesse, bevindt zich nog een fragment van een tapijtschildering: zwart fond, verguld bladwerk, dat eveneens in 1926 bij de ontpleistering van deze beuk gespaard bleef.95
De verantwoording van de restauratie van de Boom van Jesse door Gerhard Jansen in geschrifte is - zoals altijd weer - te summier geweest om bij het nieuwe herstel in 1981-1984 als basis van vooronderzoek te dienen. Het Centraal Laboratorium voor Onderzoek van Voorwerpen van Kunst en Wetenschap kwam bij onderzoek met kwartslamp en microscoop ter plaatse en van verfmonsters in het laboratorium tot de bevinding, dat het middeleeuwse werk uit de volgende lagen bestond.96 Met een bindmiddelrijke laag van dierlijke lijm is de steen voorgelijmd. Daarop is een bruinrode laag van oker, krijt en verf gelegd, een rode gronding die ook als vulsel in oneffenheden van het steenoppervlak is gestopt. Dan volgt een dunne, bruine transparante laag ten behoeve van de hechting der volgende verflagen. Daarop volgt de contourtekening en de invulling met de verschillende pigmentverven: groen- en -witte plavuizen onder Jesse, groen tapijt met verguldsel achter hem, vermiljoen bevattende verf als achtergrond van de boom, azuriet op een grijze laag in de mantel van Maria met geel voor borduursel, loodtingeel, azuriet, koperpigmentgroen, oker en verguldsel in de kledij der koningen. Vrijwel alle contouren en schaduwing in de gezichten was het werk van Jansen, die zich overigens meestal aan de gevonden kleuren hield maar dan in hun vervuilde staat. Naast en onder de schildering hebben de ontpleisteraars van 1926 een grijsgele verflaag gespaard, waaronder nog vele andere lagen schuil gingen: op de steen een kalklaag, dan een rode ondergrond, dan een reeks witte en grijze verflagen, dan een onregelmatige laag van grove smalt (blauw) in krijt, gevolgd door een of twee lagen oker. De meeste van deze lagen moeten van vóór 1640 dagtekenen en wijzen erop, dat tussen 1422 en dat jaar al kleurwijzigingen in de kapeldecoratie hebben plaats gehad, maar dat aanvankelijk rood een grote rol speelde, zoals ook al blijkt uit het rood van de ronde kolom, later door een hoekige pijler ombouwd, ten noorden van de pijler met de Boom van Jesse. In 1982-1984 is de Boom onder leiding van D.J. Schoonekamp conserverend behandeld, van vuil en willekeurige toevoegingen ontdaan, van de contouren die Jansen op vage plaatsen bijgetekend had, is niet alles verwijderd: met name enkele gezichten zouden slechts uitdrukkingsloze vlakken geworden
| 307 |
|
zijn. De kleuren zijn helder geworden, maar niet aangevuld op vlakken waar zij weinig sporen meer hadden achtergelaten, onduidelijkheden zoals de onderste voorstelling en de God de Vader bovenaan, zijn niet interpreterend bijgewerkt. | 308 |
| Noten | |
| 89. | Voor het iconografisch thema van de Boom van Jesse (teruggaand op Matth. 1, 20; Openbaring 22, 16; Romeinen 15, 12; Isaias 7, 14; 11, 1; 53, 2): R. Ligtenberg, 'De genealogie van Christus', OJB 9 (1929), 3-54; A. Thomas in Lexikon der christlichen Ikonographie (hrsg. E. Kirschbaum S.J.), Bd. iv, Rom/Freiburg/Basel/Wien 1972, s.v. 'Wurzel Jesse', 549-558. |
| 90. | Ligtenberg, l.c. (zie vorige noot) en afb. 33, signaleerde een Annunciatie in verbinding met de Boom van Jesse in een 15de- of vroeg 16de-eeuws Vlaams getijdenboek (Staatsbibliothek München, cod. lat. 23 250). |
| 91. | Ligtenberg (zie vorige noot) acht de toevoeging van een crucifix aan de Boom van Jesse een 15de-eeuwse 'corruptie' van het oorspronkelijk thema, ook in het genoemd Vlaamse getijdenboek aanwezig, maar niet in de twee andere belangrijke 15de-eeuwse muurschilderingen van de Boom van Jesse in ons land: die in de N.H. Kerk te Borne (Maria op de maansikkel in top) en in de Buurkerk te Utrecht (zonder maansikkel; de profeten en koningen kijken uit vensters van een bouwsel waartegen de boomtakken opklimmen). |
| 92. | Gerhard Jansen, 'De Boom van Jesse in de Sint Janskerk', Het Gildeboek 1927, 43-53; Mosmans 1931, 201-204. |
| 93. | Hezenmans 1866, 286-288. |
| 94. | Mosmans 1931, zie noot 92. |
| 95. | Stadsresolutiën 7 januari 1640, f 193v-194r; Mosmans 1931, 201. |
| 96. | Centraal Laboratorium voor Onderzoek van Voorwerpen van Kunst en Wetenschap: Onderzoek van de muurschildering 'De Boom van Jesse' in de St. Jansbasiliek in 's-Hertogenbosch, getypt rapport door Karin Groen en Jaap Mosk, Amsterdam 4 juli 1979; rapport H.H.J. Kurvers, Rijksdienst voor de Monumentenzorg, 10 october 1980. |
C. Peeters, De Sint Janskathedraal 's-Hertogenbosch (1985) 306-308
|
In 1926 werd in de noorderzijbeuk van het koor een muurschildering gevonden die vermoedelijk een halve eeuw ouder is dan de gewelfschildering in het hoogkoor. Het is een metershoge afbeelding van het in de middeleeuwen zeer geliefde thema van de Boom van Jessie, een verwijzing naar de profetie van Jesaja: 'Dan zal een twijg aan de stronk van Jesse ontspruiten, een spruit uit zijn wortel ontkiemen.' Op de schildering is een deel van de geslachtslijst van Jezus weergegeven, van Jesse en Koning David tot aan Maria. Waarschijnlijk is de schildering hier ook geplaatst ter ere van Maria want de pijler waartegen hij is aangebracht maakte in de vijftiende eeuw deel uit van de kapel van de Lieve Vrouwe Broederschap. Het onderste deel van de schildering is een weergave van de Boodschap van de engel aan Maria. Daarboven zit, tegen de achtergrond van een kleed, opgehouden door twee engelen, de slapende Jesse. Hij heeft zijn armen gevouwen over zijn borst waaruit de boom met de twaalf koningen ontspringt. Daarboven is Mari wederom afgebeeld, nu gekroond als Koningin der Hemelen, tronend op de maansikkel. Naast haar staan Sint Jan de Evangelist en de Profeet Jesaja. De plaatsing van de crucifix temidden van de Boom van Jesse houdt verband met de middeleeuwse overleving dat de dode levensboom weer zal uitschieten wanneer de gekruisigde Christus erop geënt wordt en hem doet herleven met zij bloed. De schildering werd na zijn ontdekking in 1926 op tamelijk onbeholpen wijze aangevuld. In 1982 en 1983 is hij daarom nogmaals onderhanden genomen door de restaurateur D.J. Schoonenkamp die de schildering heeft hersteld in de heldere kleuren van het origineel. | 53 |
Jan van Oudheusden, De Sint Jan van 's-Hertogenbosch (1985) 53
| 1927 |
Gerhard JansenDe boom van Jesse in de St. JanskerkHet Gildeboek 10 (1927) 1-11 |
H. Beex, Gids voor de Sint Jan (z.j.) 10
Paul le Blanc, Kerk in kleur (2002) 68-76
A.M. Koldeweij, In Buscoducis : Bijdragen (1990) 388 (afb. 2)
Jan Mosmans, De St Janskerk te 's-Hertogenbosch (1931) 189 (afb. 120), 202-204 (afb. 125-128)
Jan van Oudheusden, Geloven in vriendschap : 700 jaar Zwanenbroeders in 's-Hertogenbosch (2018) 22
Jan van Oudheusden, De Sint Jan van 's-Hertogenbosch (1985) 53
C. Peeters, De restauratie van de Sint Jan 2 (1985) 13-15
C. Peeters, De Sint Janskathedraal te 's-Hertogenbosch (1985) 306-308, 322 (afb. 323)
Frans van Valderen, De kathedrale basiliek van St. Jan te 's Hertogenbosch (1949) 81
Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst (1931) 179