afb. Fotopersbureau Het Zuiden, 1 juli 1952
Vlakbij de Sint-Jan, in de lommerrijke Choorstraat treffen we naast de plebanie enkele statige, negentiende eeuwse gevels aan. Voor een deel zitten er schoolgebouwen achter deze gevels. Maar dat is niet het geval bij: Choorstraat 7. In het begin van de negentiende eeuw woonde in 's-Hertogenbosch een vrome dame, Catharina Verhees, in de wandeling 'het Heilig Kaatje' genoemd. Zij was sociaal bewogen en kwam in aanraking met Jacobus Heeren, de kapelaan van de Sint-Jacob. Hij had in het begin van die eeuw eveneens kennis gemaakt met verwaarloosde kinderen uit zijn parochie. Voor een deel waren dat halfwezen, waarvoor in de Bossche weeshuizen geen plaats was, en waar men thuis moeilijkheden had. Kapelaan Heeren wist naast Vatharina Verhees ook enkele andere dames te interesseren voor dit liefdewerk. Het aantal hulpdames groeide. Op 7 juli 1820 werd een congregatie gesticht: De Congregatie der Dochters van Maria en Jozef. Op deze dag, de feestdag van O.L. Vrouw van 's-Hertogenbosch, betrokken zij een pand in de Choorstraat. Hieraan werd hun populaire benaming ontleend: 'De zusters van de Choorstraat'. Maar naar buiten toe werd alle schijn van een klooster vermeden: die mochten in die tijd namelijk niet opgericht worde. Men sprak elkaar onderling met juffrouw aan en gebruikte de familienaam. Natuurlijk werd er evenmin religieuze kleding gedragen. Het 'heilig Kaatje' werd de eerste overste van het 'klooster'. In het huis van de orde werden arme vrouwen opgenomen. Geen wezen; die werden elders uitbesteed. In 1838 begon de congregatie met het geven van onderwijs. Pater Heeren gaf zelf een half jaar les, daarna moesten de 'juffrouwen' het zelf gaan doen. In het midden van de negentiende eeuw, in 1843, kon de congregatie officieel goedgekeurd worden. In die periode werd ook de Regel aangenomen en in 1850 de pauselijke goedkeuring verkregen. De hoofdtaak van de orde werd het geven van onderwijs. Voor dit doel werd bij het klooster onder meer in de jaren 1908-1911 bij het moederhuis een kweekschool met internaat en een eigen kapel gebouwd. Niet alleen de eigen zusters kregen hier een opleiding, maar ook leken. De Bossche orde breidde zich uit en kreeg elders ook afdelingen. Zeventig jaar geleden stichtte men zelfs een klooster in Oost-Mongolië, in Sung-chou-tsoei-tze. De orde is de enige orde in 's-Hertogenbosch gesticht is en hier haar moederhuis heeft. Evenals andere orden lopen het aantal roepingen de laatste decennia sterk terug. Kloostergebouwen komen leeg en krijgen andere bestemmingen of worden gesloopt. Met het klooster in de Choorstraat is dat nog niet het geval. Achter de voorgevel van Choorstraat 7 zijn een groot aantal appartementen gebouwd, zich uitstrekkend tot aan de Casinotuin, waar de inmiddels gepensioneerde zusters wonen. Nog steeds in de directe nabijheid van de Sint-Jan. |
Congregatie der zusters van Liefde, Dochters van Maria en Jozef, gesticht in 's-Hertogenbosch door kapelaan J. Heeren; onderwijscongregatie in de parochies van de St. Jan en de St. Pieter. De oprichting van kloosters was in het begin echter niet toegestaan; daarom werd tot 1843 gewacht voordat de congregatie ook als zusterklooster officieel naar buiten trad. Vooral de zorg voor het gebrekkige en achterlijke kind werd ter hand genomen, o.m. in het Doofstommeninstituut te Sint-Michielsgestel en Huize St. Vincentius te Udenhout. Daarnaast is de congregatie actief in het missiewerk. | 400 |
1. VoorwoordOnder de negentien Nederlandse stichtingen voor actieve vrouwelijke religieuzen in de eerste helft van de 19e eeuw, bevonden zich vijf congregaties van liefdezusters. Zij werden geïnspireerd door de heilige Vincentius à Paulo. Hij stichtte in de zeventiende eeuw in Frankrijk de Congregatie van ´Filles de la Charité´.De eerste groepering, ´Dochters van Maria en Joseph´, werd in 's-Hertogenbosch opgericht, in 1820. Daarna volgden Congregaties van liefdezusters in Veghel, Tilburg en Schijndel en Maastricht. Ze zijn allemaal actief geweest in 's-Hertogenbosch, behalve de Zusters van Liefde uit Veghel en de Zusters Onder de Bogen uit Maastricht. In ´s-Hertogenbosch kennen we ook de Congregatie van de Zusters J.M.J. Het Gezelschap van Jezus, Maria en Jozef. Deze Congregatie kwam in de 19e eeuw (1841) vanuit Amersfoort (1822), via Engelen (vanaf 1840) naar hier. Lange tijd stond het klooster, met kapel en scholen in de Postelstraat, tot de verhuizing rond 1899 naar hun nieuwe vestiging aan de Sint Janssingel 92. In 2015 vertrokken de laatste zusters van J.M.J. uit het klooster aldaar. In de tweede helft van de 19e eeuw kwam de Congregatie van Barmhartige Zusters van de H. Carolus Borromeus met 5 zusters uit Duitsland naar hier in 1876, groeide sterk en werkte daarna in twee ziekenhuizen. In het Carolusziekenhuis (´de Duitse zusters van De Plein´, uit Trier) en vanaf 1880 in het Groot Zieken Gasthuis. Er was ook de actieve Congregatie van Zusters van Barmhartigheid uit Ronse (B), (vanaf 1869 zorgend bezig in de inrichting Reinier van Arkel), en de contemplatieve orde van Karmelietessen (Theresiaantjes) uit de Clarastraat. We spreken in dit artikel alleen over de Congregatie van de ´Zusters van de Choorstraat´ de enige Congregatie die werkelijk in de stad ´s-Hertogenbosch werd gesticht en hier nog het Moederhuis heeft. 2. InleidingDat er plotseling zo´n groot aantal actieve congregaties ontstond, tussen 1820 en 1840, was enerzijds het gevolg van de nieuwe politieke situatie, er werd meer vrijheid van godsdienst toegestaan na de schuilkerkentijd van 1629 tot 1811 en anderzijds door de schrijnende materiële armoede waarin meer dan een kwart van de stedelijke bevolking verkeerde. In de stad waren de armen afhankelijk van de bedeling die door ´De Godshuizen´, (het ´College van Regenten over de Godshuizen en den Algemeenen Arme´) werd georganiseerd. Dit College beheerde het Bedelingsfonds, waaruit de kosten werden bestreden van de bedeling van thuiszittende armen. Weeskinderen en kinderen van gevangenen werden aanvankelijk, tot 1855, bij particulieren ondergebracht, uitbesteed. Voor de dagelijkse gang van zaken rond de bedeling en de uitbesteding waren ´armverzorgers´ aangesteld, afkomstig uit de gegoede burgerij. Het grootste deel van de bedeelden woonde in het begin van de 19e eeuw in de wijken rondom de Markt, in de Hinthamerstraat en het Hinthamereinde met de daarop uitkomende zijstraatjes en steegjes. De laatste wijk behoorde tot de parochie van St. Jacob. In deze parochie werd Jacobus Heeren in 1799 tot kapelaan benoemd. Tot 1803 deed hij de liturgische diensten in de schuilkerk Achter de Boerenmouw. Daarna - toen het schuilkerkje door de kerkelijke overheid werd gesloten - vanaf 1804 in een nieuw Sint-Jacobskerkje aan het toenmalige Hinthamereinde. (op de plaats van een andere voormalige schuilkerk, gelegen achter de woning, nu op nummer 179 in de Hinthamerstraat, ´De Maagd van den Bossche´). In de wijken rondom de parochiekerk waren de ´armverzorgers´ onder andere afkomstig uit de families Coppens en Van Grinsven. De familie Heeren was bevriend met de familie Van | 1 |
Grinsven en allen behoorden tot de aanzienlijke burgerij, en hadden goede relaties met leden van het stadsbestuur en/of met het ´College van Regenten van de Godshuizen´. 3. De oprichting van de Congregatie D.M.J.Uit het archief van de Bossche priester Jacobus Heeren weten we hoe de sociale nood onder de mensen in zijn parochie hem aan het hart ging. Aanvankelijk ging hij verkleed als molenaar de gelovigen bezoeken. Bij deze huisbezoeken zag hij de hopeloze situatie waarin de armen verkeerden. Hij lenigde de nood zo veel mogelijk door het geven van aalmoezen en van onderwijs. Hij kocht in 1818 de voormalige schuilkerk Achter de Boerenmouw en richtte daar de sociëteit Concordia op voor de jeugd. Er waren daaronder veel kinderen, waarvan de ouders niet meer leefden of onbekend waren. Voor het gereformeerd of katholiek weeshuis kwamen deze kinderen uit de onderklasse niet in aanmerking.Kapelaan Jacobus Heeren maakte kennis met enkele ongehuwde dames uit eerder genoemde gegoede families die zulke kinderen onderdak verschaften, of kostadressen voor hen vonden, zoals Petronella Coppens en Catharina van Grinsven. Ze bekommerden zich ook om arme oude vrouwen, die ze in een kosthuis onderbrachten. Maar een structuur ontbrak nog. Kapelaan Heeren sprak erover met een vriend, Henricus de Wijs, regent van ´De Godshuizen´ met het doel tot de oprichting te geraken van een ´liefdehuis´ voor de arme vrouwen: ´De Godshuizen´ zouden het kostgeld betalen en de dames Coppens en Van Grinsven zouden de leiding op zich nemen. In 1819 werd de overeenkomst gesloten. (Dit contract met ´De Godshuizen´ voor de opname en verzorging van maximaal een dertigtal oude arme vrouwen voor rekening van het Bedelingsfonds van ´De Godshuizen´ liep in 1908 af. Daarna konden de vrouwen opgenomen worden in het St. Annagesticht in de Sint Josephstraat 1, in een vleugel van het oude mannenhuis). In 1820 werd een huis aan de Choorstraat, gehuurd door Jacobus Heeren, bestemd tot ´Liefdesgesticht´. Op 7 juli, feestdag van O.L.Vrouw van Den Bosch, namen vijf Bossche dames daar hun intrek. Naast de twee eerder genoemde vrouwen ook Anna-Catharina van Hees, Catharina Appelboom en Magdalena Louwaerts. Enkele dagen later werden twaalf oude arme vrouwen opgenomen. Nu was de stichting van de ´Congregatie der Dochters van Maria en Joseph´ een feit. De liefdadige zorg voor de armen, beschouwden de dames, ongehuwd zijnde, als hun levensinvulling. De sociaal bewogen priester Jacobus Heeren zocht hiervoor een organisatorische vorm waarin zowel recht gedaan kon worden aan de Christelijke inspiratie als aan de liefdadige activiteiten van deze vrouwen. De Congregatie in de Choorstraat staat midden in de samenleving. Dat is nieuw, tevoren waren religieuzen in een klooster opgesloten. Omdat de gemeenschap van deze dames enkel gedoogd wordt door de overheid en niet wil provoceren, laten ze zich gewoon ´juffrouw´ noemen en dragen ze eenvoudige, wel uniforme, burgerkleding. 4. De Choorstraat in ´s-HertogenboschHet huis dat kapelaan Heeren in 1817 aan de zuidzijde van de Choorstraat huurde - en dat in 1820 het klooster zou worden - lag tegenover de kooromgang van de Sint Janskerk. Het huis was voor de helft eigendom van Adrianus van der Kallen, metselaar, en voor de andere helft van Everardus van Grinsven, eigenaar van een leerlooierij/zeemfabriek die in de Hinthamerstraat (nu nr. 170) zijn woning en bedrijf had, naast het Raaijmakersstraatje. Aanvankelijk had kapelaan Heeren het plan om in het huis de sociëteit ´Concordia´ op te richten om Bossche jeugd op te vangen, maar toen in 1818 die soos zich in het straatje ´Achter de Boerenmouw´ kon vestigen, besloot Jacobus Heeren het huis te laten gebruiken door de jonge dames voor het charitatief werk voor oudere arme dames. Het werd een z.g. Liefdegesticht. Eén van de kamers werd als kapel ingericht. Het achtererf van dit huis strekte zich uit van de Choorstraat tot aan de stallen van de ruiterij die daar destijds stonden. Het was geen sober ingericht kloostergebouw. De kamers waren weelderig gestoffeerd, één met gobelins en drie met goudleer. Dat was te luxueus. Het goudleer | 2 |
werd verkocht en van de tapijten werden dekens gemaakt voor de vrouwen. Het huis was klaar om de ´kloosterlingen´ te ontvangen. Na een bedevaart naar Kevelaer betrokken vijf juffrouwen - zoals eerder gezegd - de woning op 7 juli 1820, de feestdag van de Zoete Lieve Vrouw van Den Bosch. Het waren de eerste ´Zusters van de Choorstraat´. Op 3 maart 1821 kocht Everardus van Grinsven - voor rekening van het Liefdehuis - het deel van de woning dat eigendom was van Van der Kallen en nadat hij in 1833 was overleden erfde zijn dochter Catharina van Grinsven het huis. Zij was van 1825 tot 1855 de algemeen overste van de congregatie. Het huis werd in 1836 overgedaan aan de gemeenschap van ´Zusters´. Tijdens Catharina´s bestuursperiode, kreeg de gemeenschap van vrouwen juridisch bestaansrecht in 1843 en is het onroerend goed overgedragen aan het ´Zedelijk Ligchaam genaamd Vereeniging van vrouwen tot het geven van onderwijs In Omnibus Charitas´. De datum 19 juli, feestdag van de heilige Vincentius à Paulo, speelde bij de totstandkoming van de notariële acte een belangrijke rol. Het doel luidde: het geven van onderwijs aan kinderen van het vrouwelijk geslacht, het verplegen van zieken, het verzorgen van oude vrouwen en het opnemen van behoeftige kinderen. Op deze manier was het mogelijk om de stichting voor de burgerlijke wet erkend te krijgen. Gedurende zijn leven droeg Jacobus Heeren zijn groot vermogen aan roerende en onroerende goederen over aan de Congregatie: het gehele bezit kwam daardoor in de ´dode hand´ en werd aan het erfrecht onttrokken. De stichter financierde een nieuwe kapel op het achtererf van de Choorstraat in 1841. (Die kapel is gesloopt in 1911 en dat jaar vervangen door de huidige). (Jacobus Heeren was vanaf 1799 kapelaan van de Sint Jacobsparochie, maar werd in 1821 benoemd tot pastoor in Oirschot. Daar verbleef hij tot in 1830, want toen werd zijn verzoek ingewilligd om terug te mogen keren naar Den Bosch, naar ´zijn´ Congregatie. Hij woonde in het huis Hinthamerstraat 78 (zo is het nu genummerd), dit is het tweede huis oostelijk van het straatje Achter de Boerenmouw. Vanuit zijn huis was het slechts 150 meter lopen naar het klooster. Hij schonk het huis in 1853 aan de Congregatie. Hij overleed in 1859 en zijn opvolger als directeur, kapelaan F.C. Swagemakers van de parochie St. Jacob, bewoonde het huis na het overlijden van Jacobus Heeren tot 1867, het jaar waarin het verkocht werd) . Op 16 juli 1840 kocht de Congregatie het huis van buurvrouw Mej. Johanna van Gulick in de Choorstraat en op 6 april 1842 van Mechelina van den Bosch nog vier woninkjes die in zuidelijke richting achter elkaar lagen aan een steegje, (één pui aan de ´Koorstraat´) met erven in de Choorstraat. In 1855 werd de eerste steen gelegd voor de interne reconstructies en werd de kapel verbonden met de kloostergebouwtjes en met een nieuwe voorgevel. Er lag een boomgaard van 785 m² tussen de stallingen van de ruiterij en de erven achter de woningen in de Papenhulst en het klooster aan de Choorstraat. Die boomgaard werd in 1887 aangekocht en in 1913 verenigd met de andere aankopen. In 1902 kocht de Congregatie (Het Zedelijk Ligchaam van Vrouwen ´In Omnibus Charitas´) een woning en tuin van 739 m² van de ´Conferentie van de H. Johannes der Vereeniging Vincentius à Paulo´ in de Papenhulst. In 1926 kwam er 1402 m² bij van ´De Godshuizen´. Die instelling verkocht de opstallen en tuin van het St. Josephgesticht voor oude mannen en jongens op de Papenhulst aan de Congregatie. Het St. Josephgesticht mocht er voorlopig blijven huren. Nu bewoonde Mr. Herman Jan van Leeuwen, raadsheer in het gerechtshof, een huis dat geheel tussen de gebouwen van het klooster stond en daarom verkocht hij met enige tegenzin toch maar zijn woning met erf (636 m²) aan de Zusters, in 1926. Na het overlijden van Mr. Emilius H.J.M. van Zinnicq Bergmann in 1908 verkochten zijn erfgename, de weduwe Jkvr. Emilia Th.S.A.M. Verheyen, en mede-eigenaar Dr. Georgius W.J.M. van Zinnicq Bergmann (pr.) en consorten meerdere huizen, schuren, erven, werkplaatsen en tuinen op de hoek Koorstraat/Papenhulst aan de Congregatie. Dit geheel werd daarna afgebroken en verbouwd tot internaat en onderwijsinstelling. Pas in 1917 | 3 |
volgde de tussenwoning, het z.g. bakkershuisje, in de Choorstraat, gekocht van de weduwe Van Winkel-Tukker en de erven van Jacobus van Winkel. Dat was al geheel ingesloten door de onderwijsinstelling van de Zusters. In het begin van de 20e eeuw volgden zoals we gezien hebben, de andere panden aan de westzijde van de Papenhulst. En in 1934 volgden het gebouw en de tuin van de Sociëteit Casino, samen 4550 m² (inclusief het gebouw van de Rijksnormaalschool, dat ook eigendom was van de sociëteit Casino). Het verworven terrein van 12.117 m² aan de Choorstraat / Papenhulst werd herschapen in klooster-, internaats- en schoolgebouwen. Die kwamen gereed in 1911 o.l.v. architect W. Th. van Aalst. Met een nieuwe kapel op het binnenterrein. Op het eind van de 20e eeuw waren de scholen en internaten niet meer in gebruik, het aantal zusters nam af en tussen 1987 en 1999 kwamen nieuwe kloostergebouwen gereed op de Papenhulst 5. Ontworpen door Leo L. J. de Bever. Op het binnen terrein bouwde hij nieuwe appartementen voor de kloosterlingen. Het bestuur vergadert op Papenhulst 7. Dit huis kwam al in 1973 gereed maar werd aanvankelijk door de Sociale Academie als lesgebouw gebruikt. Het voormalige klooster en de oude schoolgebouwen (Kweekschool Concordia, H. Hart Ulo, Lagere school en kleuterschool) werden in 2000 gesloopt. Alleen de voorgevel bleef overeind, maar erachter werd door aannemer Leo J. Hoedemakers een 45 tal woonappartementen gebouwd die alle werden verkocht in 2002. De architect was Ir. Stefan L. de Bever uit Eindhoven, zoon van Leo de Bever. 5. Het Liefdegesticht 1820-1840: werkzaamheden in de beginperiodeDe werkzaamheden van de dames van de Congregatie waren aanvankelijk gericht op het verplegen van arme vrouwen en het uitbesteden en bezoeken van weeskinderen in pleeggezinnen. Er werd samengewerkt met het R.K. Armbestuur van de Godshuizen.In 1825 stierf de eerste algemeen overste, Catharina van Hees, en ze werd opgevolgd door de eerder genoemde Catharina van Grinsven. Op dat moment waren er 10 geprofeste leden, waaronder 2 novicen. Er volgde een periode waarin het onderwijs een centralere plaats ging innemen. Na 1840 verbeterde, dank zij giften, de financiële situatie en kon de Congregatie uitbreiden in de Choorstraat. Vanaf 1841 konden ook arme kinderen, halve wezen, het Liefde-huis komen bewonen omdat het klooster door de aankoop van het huis van eerder genoemde Juffrouw Johanna van Gulick was vergroot. (Omdat in 1890 hier de ruimte nodig was voor de novicen en de Normaalschool werden de kinderen toen naar een nieuw klooster met scholen en internaat in Orthen overgebracht, zie hierna onder paragraaf 6e). Het beroep dat de pastoor van de parochie Sint Jacob op de Zusters deed om onderwijs te komen geven, kon niet onbeantwoord blijven. Dagelijks werd er catechismusles gegeven. Maar vanaf 1851/´52 nam de Congregatie van de Tilburgse Liefdezusters van het St. Antoniusgesticht in Hinthamerstraat 164 (opgericht door J. Zwijsen) in die parochie het onderwijs aan arme kinderen over. Korte tijd hebben enkele zusters lesgegeven in Veghel, van 1838-1842, aan een lagere school en naai- en breischool. 6. Actief in de wereld: meer zorg- en onderwijswerk na 1840Tot 1842 hadden de dames eenvoudige burgerkleding gedragen, in dit jaar werden ze als religieuzen herkenbaar, door het dragen van kloosterlijke uniformen.De stichting ontwikkelde zich tot een actieve congregatie. De religieuze traditie van het kloosterleven voor vrouwen speelde echter ook een grote rol: de gebedsdiensten, de boetedoening, de meditaties. Het kloosterleven vertoonde dan ook een tweeslachtig karakter. Dat komt dan tot uiting in de constituties en leefregels die door de stichter, Jacobus Heeren | 4 |
werden opgesteld en in 1847 opgestuurd naar ´Rome´. Pas in 1850 werden de constituties door ´Rome´ goedgekeurd, op nogal wat punten duidelijk milder geformuleerd. Maar een feit blijft dat het leven van de zusters zwaar is: een dubbele belasting, contemplatie en liefdadige activiteiten. In de periode 1820 tot 1850 werden 51 zusters geprofest, d.w.z. ze verbonden zich voor de rest van hun leven aan de Congregatie. Er hadden zich 81 aspiranten gemeld, maar een 30-tal dames viel af. In deze periode lagen de werkzaamheden voornamelijk in Den Bosch. Tussen 1850 en 1900 groeide het aantal beschikbare zusters (rekening houdend met geprofeste en overleden zusters) van 72 tot 213. Het werk van de congregatie buiten de moederstad nam een enorme vlucht in de 2e helft van de 19e eeuw. Al gauw kwamen pastores die in de zorg en het onderwijs actief waren aan het Bestuur van de Congregatie om assistentie vragen. De kloosterhuizen annex bewaarscholen, lagere scholen, naai- en breischolen, vaak met de zorg voor bejaarden, kwamen in Doesburg (vanaf 1848), Boxtel (1855-1862), Best (1864), Elst (Gld. 1876), Beverwijk (1876), Montfoort (1887), Orthen (1890), Liessel (1893). In Amsterdam, aan de Rustenburgerstraat, werd in 1896 begonnen met een bewaarschool, naaischool en lagere school, meteen al met 120 leerlingen waar 8 zusters aan de slag gingen. We gaan dieper in op de afdelingen, succursalen, in 's-Hertogenbosch en omstreken. (Een ander liefdewerk is kenmerkend: ´toen in 1861 een stroom van vluchtelingen uit de omtrek van Den Bosch, als slachtoffer van de watersnood in de hoofdstad aankwam in een aller erbarmelijkste toestand, ellendig gekleed, uitgeput van vermoeienis en honger, hebben de Zusters de mensen dag en nacht verzorgd. In de gendarmerie en in het tuchthuis waren de noodziekenhuizen. De commissie voor de watersnood uitte haar grote tevredenheid over de toewijding der verpleegsters door een kostbaar geschenk: een zilveren blad met ampullen´). 6a. Sint-Michielsgestel, onderwijs aan en zorg voor doven tot 1840-1990Reeds in 1840 raakten de ´Zusters van Pastoor Heeren´ betrokken bij de zorg voor gehandicapte meisjes, toen ze voor de huishoudelijke verzorging, het onderwijs en de opvoeding in het doofstommeninstituut werden aangetrokken. Eerst in kasteel Nieuw-Herlaer. Het instituut werd geleid door priesters-leraren. De Broeders van Maastricht droegen de zorg voor de doofstomme jongens en de Zusters voor de meisjes. Het leven van de broeders en zusters stond in het teken van ´ora et labora´. Het dagelijks werk begon om 04.30 uur en eindigde om 21.00 uur. Morgengebed, meditatie, kinderen wekken, aankleden en wassen van de kinderen, zieken verzorgen, H. Mis, bedden opmaken, ontbijt, lesgeven, surveilleren, eten koken, opruimen, poetsen, lesgeven, vespers bidden, studeren, lesmateriaal maken, voor voedsel en verwarming zorgen, enz. Dag en nacht waren ze in touw. De beide congregaties bleven hun beste onderwijskrachten leveren aan de geestelijke ontwikkeling van de pupillen. Begrippen als vakantie of privacy waren onbekend. In 1910 werden de omstandigheden minder Spartaans, na de verhuizing naar de nieuwe gebouwen aan de Theerestraat in Sint-Michielsgestel. In 1940 vierden de Zusters van de Choorstraat, 35 in getal, hun eeuwfeest op het Instituut: ´Met voorbeeldige toewijding en schitterend resultaat hebben zij het onderwijs in de meisjesschool en het verpleegwerk behartigd´.Na de Tweede Wereldoorlog werd steeds meer nadruk gelegd op het leren spreken en spraakafzien, op het Instituut voor Doven. De Zusters bleven er wonen en werken tot zo´n 25 jaar geleden. Omdat op het instituut ook vaak zwakzinnige meisjes werden aangeboden, die niet hadden leren spreken kregen de leidinggevenden voor hen meer aandacht. Door de Congregatie werd daarom van hieruit de zwakzinnigenzorg in Udenhout gestart in 1925. De Sint Maartenskliniek (1936) en het Pedologisch Instituut (1936) kwamen in en rond | 5 |
Nijmegen tot stand. Alsmede de Mgr. Terwindt-stichting voor slechthorendenonderwijs in 1966. Hierop gaan we niet in. In Sint-Michielsgestel hebben de Zusters op verschillende plaatsen gewoond om dicht bij de werkplekken in de zorg en het onderwijs aan doven en meervoudig gehandicapte leerlingen te kunnen zijn. In het hoofdgebouw (van 1910) op het terrein van het Instituut, vlak bij de scholen, internaten en het bejaardenhuis voor doven, hadden ze op een zolder hun kloosterverblijf met slaapzaal. In de vijftiger jaren van de vorige eeuw gingen de meeste Zusters ook zelfstandig wonen. ´Gertrudishof´ was de naam van het verblijf waar dove dames die zuster wilden worden zich voorbereidden, vanaf 1951, alvorens in de Congregatie te worden opgenomen. Die stichting heette: Oblaten van het H. Hart van Maria. De meesten legden hun eeuwige geloften af in 1968 en behoorden ze tot de Congregatie van Dochters van Maria en Joseph. Omdat het werk in onderwijs en opvoeding in deze tijd grotendeels door leken werd overgenomen, verhuisden de weinige zusters naar verschillende adressen in het dorp. Van 1968 tot 1989 woonden enkele zusters in de Berkenlaan, van 1968 tot 1991 enige anderen in de Bremlaan en van 1979 tot 2014 woonden twee Zusters in de Populierstraat. De laatste Zusters hebben het Instituut voor Doven rond 1990 vaarwel gezegd. 6b. Weeshuis St. Anna, Keizerstraat in ´s-Hertogenbosch 1845-194931 oktober 1845 namen vier zusters hun intrek in het ´Roomsch Armen Weeshuis´ in een deel van de ´Hof van Zevenbergen´. Op initiatief van een 15-tal vooraanstaande katholieke Bosschenaren, en na goedkeuring van Den Haag, was dit weeshuis in de Keizerstraat in 1783 geopend. De Regenten van het ´R.C. Armenweeshuis´ vormden het bestuur, nooit heeft de instelling van ´De Godshuizen´ er invloed gehad. De Congregatie van de Zusters van Jac. Heeren tekenden een contract met de Regenten en kregen de taak de opvoeding en het onderwijs van de weesmeisjes te verzorgen en huishoudelijk werk te verrichten. Tot dan toe waren de taken toevertrouwd aan een binnenvader en binnenmoeder met enkele dienstboden, allen leken.In 1812 bood het weeshuis al onderdak aan 60 wezen, waarvan 39 meisjes in de leeftijd van zeven tot twintig jaar. Opvoeding en toezicht lieten nogal te wensen over, vandaar dat de Regenten van het Weeshuis in 1845 besloten de opvoeding van weesjongens in handen te geven van de Broeders van Maastricht (in 1870 vertrokken de Broeders van Maastricht, na meningsverschillen met de Regenten en werden de Broeders van Dongen aangetrokken) en die van de weesmeisjes aan de Zusters van de Choorstraat. Drie jaar later, in 1848, vestigden de Zusters er een communiteit. De Regenten hadden er geen bezwaar tegen dat de zusters hun religieuze verplichtingen nakwamen, mits de huishouding en de handhaving van orde daar niet onder te lijden hadden. De stichter van de Congregatie, Jac. Heeren, was zo wijs om ´zijn´ zusters van de meeste van de religieuze verplichtingen te ontslaan, waardoor ze zich volledig aan hun taak konden wijden. Het werk eiste een zware tol van de vier zusters - steeds waren mutaties nodig - en de relaties met de Regenten verliepen niet altijd soepel. Wel met enkele van hun echtgenoten, de Regentessen, die toezicht hielden op het dagelijks gebeuren en ook wekelijks vergaderden. Er kwam een vijfde zuster bij, die pro Deo werkte en in 1866 nog een zesde die op de naaischool werkte met de weesmeisjes. De kleding kon verkocht worden en dat gaf financieel meer ruimte aan de Regenten (die zich vooral bezighielden met het financieel beheer). In de twintigste eeuw hadden de zusters ook de zorg voor ongehuwde moeders. Ze verlieten het huis na 150 jaar, in 1949. | 6 |
6c. Onderwijs in de Orthenstraat te ´s-Hertogenbosch, parochie St. PieterIn 1841 waren de Zusters al actief in de parochie van St. Pieter. Op verzoek van pastoor Van den Heuvel. Dat was in een naai- en breischool voor arme meisjes. Er waren aan zulke scholen geen wettelijke eisen gesteld en akten voor onderwijzeressen waren niet vereist. Dit schooltje werd aanvankelijk geleid door een viertal dames uit de gegoede burgerij, waaronder een zus van de pastoor die de akte van ´schoolhouderes´ bezat. In 1841 werd de Congregatie om assistentie gevraagd. Zuster Coleta van Tetterode kwam toen en die beviel blijkbaar zo goed dat ze er 24 jaar bleef. Met de komst van Zuster Theresia Bolsius in 1842 werd een begin gemaakt met het onderwijs in lezen, schrijven en rekenen op een lagere school. Na verloop van tijd trokken de burgerdames zich terug en ging het bestuur over in handen van de Congregatie. Het was de eerste parochieschool, voor lager onderwijs voor arme katholieke meisjes in de stad, in de leeftijd van 7 tot 16 jaar. In 1844 volgde daar een bewaarschool voor armen en drie jaar later ook een voor kinderen van rijkere ouders. In 1847 werd, op initiatief van pastoor Van den Heuvel, begonnen met een borduurschool voor arme meisjes, zodat ze zich een middel van bestaan leerden verschaffen. Die school werd in 1854 opgeheven toen op die plaats een burgerbewaarschool kwam. Er waren destijds dus standenscholen: Armenscholen, Tussenscholen (voor kinderen van arbeiders en van de kleine burgerij) en Burgerscholen (ook Franse scholen genoemd) voor welgestelden die een relatief hoog schoolgeld moesten betalen.In 1887 kocht de nieuwe pastoor, Th. Spierings, een huis in de Orthenstraat nr.1, De (Gulden) Brouwkuip, direct noordelijk van het straatje ´Ruische Poort´. Daar werd een aantal klassen gebouwd op de achtererven, vanaf de Ruische Poort tot het Eerste Straatje van Best. (De twee huizen die in vroeger tijden op dit brede perceel stonden heetten van oudsher De Gulden Brouwkuip (rechts, nr. 1) en De Gulden Struis (links, nr. 3). Het is veertien jaar in het bezit geweest van het kerkbestuur van de St. Pieter. In 1901 kopen de Zusters van de Choorstraat het gehele huis. In het huis De Gulden Struis komt het klooster. Nu zitten ze vlakbij het scholencomplex dat in 1887 was gebouwd op het grote erf achter De Gulden Brouwkuip dat zich uitstrekt tot aan de Dieze. De Zusters betrekken daadwerkelijk in 1901 het nieuwe klooster, met een kapel, naast de bestaande bewaarscholen, de lagere meisjesschool, de Mariaschool, een Montessorischool voor burgermeisjes (met Zr. Inviolata als hoofd). In 1895 was er al een Franse klas bijgekomen. Er kwam ook een Muloschool en een meisjesinternaat. Het klooster wordt genoemd naar ´De Zoete Moeder´. Het huis in de Orthenstraat nr. 7, De Lintmolen, tussen het ´Eerste Straatje van Best´ en het ´Tweede Straatje van Best´ werd in 1905 door de Zusters gekocht van fabrikant De Gruyter die naar de overzijde van de Orthenstraat verhuisde. De Zusters wisten ook de erachter gelegen fabrieksruimte te verwerven. Op dit perceel, van straat tot Diezestroom, laten de Zusters een nieuwe lagere school bouwen. Architect Julien Dony krijgt de opdracht. Hij ontwerpt een gebouw met het voorste deel in renaissancestijl. De mooie voorgevel is nog te zien. Een deel wordt armenschool en heeft de ingang in het Tweede Straatje van Best, het andere een burgerschool, toegankelijk via het Eerste Straatje van Best. (Het gebouw blijft zijn onderwijsbestemming behouden, ook nadat de zusters vertrokken zijn in 1962. In de jaren zestig zit er de Hogere Agrarische School en een korte tijd de LTS. In 1974 koopt Van Lanschot dit pand). Het kloosterhuis in de Orthenstraat op nr. 1 werd in 1922 geheel afgebroken en vervangen door een nieuw huis, in oudhollandse renaissancestijl op verzoek van de schoonheidscommissie. Vanuit het architectenbureau W. Th. van Aalst ontwierp J. van Halteren in 1922 dit vier verdiepingen tellende monumentale gebouw met een trapgevel, gotische ornamenten en eigentijdse sierreliëfs. Het ziet er nog steeds fraai uit, maar de Zusters moesten destijds de gehele dag de lampen laten branden vanwege de kleine | 7 |
vensters. In 1924 werden enkele klassen van de Mariaschool naar de Choorstraat overgeheveld en in 1931 werd een tweede Montessoriklas begonnen. Zuster Thomasina Kint gaf er les tot in de jaren vijftig. Er was een ontvangstkamer aan de straatzijde, een refter, en een keuken (in de kelder), een mooie trap naar de eerste verdieping, waar de kapel zich bevond en de etage daarboven met een cel voor iedere Zuster. Er woonden gemiddeld twaalf tot achttien Zusters in het klooster. Tot in de jaren 1980 stroomde de Dieze vlak achter het schoolgebouw. Vanuit het kloosterhuis pendelden ook Zusters naar nieuwe scholen in de Vogelwijk en De Vliert. (zie hieronder 7 b.) In november 1953 is de communiteit van Zusters verhuisd, wel werd het onderwijswerk tot 1962 voortgezet. (de klassen in het Tweede straatje van Best waren al eerder buiten gebruik gesteld). In 1959 verkocht de Congregatie het pand ´De Gulden Brouwkuip´ aan Van Lanschot, die het naderhand (in 1967) verbouwde tot kantoor. Daarmee verdwijnt de naam De Gulden Struis. 6d. Onderwijs in 's-Hertogenbosch, in de parochie St. JanOmdat het klooster van de Congregatie naast de St.-Janskathedraal staat, ligt het voor de hand dat de zusters in de parochie van Sint Jan liefdewerk doen. Ex-zuster Magdalena, Petronella Dymphna Coppens (ze was in 1829 uitgetreden) opende al in 1831 aan huis een privé-schooltje voor arme kinderen. Aan de westzijde van de Torenstraat liet ze enige jaren later een groot huis bouwen waarin ook les gegeven werd. In 1862 kwam hierin, althans in het bovenhuis, het fraterhuis van de door J. Zwijsen gestichte Congregatie van de ´Fraters van Tilburg´. Mej. Petronella Dymphna Coppens bleef beneden wonen en de fraters gaven op de verdieping onderwijs aan jongens.De Congregatie van de Zusters van de Choorstraat had vanaf 1861 een ruimte voor een bewaarschooltje voor arme kinderen in de spijskokerij van de Vincentiusvereniging gehuurd in de voormalige Hooge Nieuwstraat. In 1864 verhuisde het bewaarschooltje naar de Gasthuisstraat, naar een ruimte die eigendom was van het Kerkbestuur. Weer later naar de Torenstraat. De (lagere) taalschool kwam in 1862 in een huis in de Torenstraat, aan de oostzijde, gekocht door de Congregatie. Daar kwamen de meisjes heen van Mej. Petronella Coppens, in 1862, na een verbouwing. Door de grote toestroom van leerlingen werd het schooltje snel afgekeurd door het schooltoezicht. Daarom verhuisden in 1882 een paar klassen naar de Gasthuisstraat, naar de bovenverdieping van het bewaarschooltje. De lagere school in de Torenstraat voldeed niet meer in 1894. (Van 11 juni 1862 tot 1894 had de school in de Torenstraat dienst gedaan. Vierendertig jaar had de Congregatie gratis onderwijs gegeven aan de kinderen van de parochie en de kosten van het onderhoud van gebouwen gedragen). Nu verrees in 1895, op de plaats van de oude school en de kroeg ´De Wildeman´ een geheel nieuwe school, ontworpen door W. Th. van Aalst, betaald door het kerkbestuur, terwijl de Congregatie zorgde voor voldoende personeel. Het gebouw staat er nog. Boven in de gevel staat een neogotisch gehouwen beeld van de evangelist Johannes. Met een boek in de hand en een adelaar aan de voeten. Op 2 oktober 1895 werden de deuren geopend. In 1939 werd deze school aan de Torenstraat opgeheven. In de adresboeken van de gemeente staat over 1975 nog wel vermeld in Torenstraat 6: ´R.K. bijzondere meisjesschool´. Maar het gemeentelijk monument heeft heel andere bestemmingen gekregen: patronaatsgebouw van de parochie St. Jan, eetgelegenheden, opslagplaats voor het parochiebestuur, enz. 6e. Orthen, Sint Jozefgesticht, 1890-1961Omstreeks 1880 werd het gebrek aan bevoegde onderwijszusters voelbaar. Daarom begon de Congregatie een interne opleiding, in 1890 uitmondend in de oprichting van een Normaalschool voor de opleiding van onderwijzeressen. Die werd gevestigd in een huis in de Choorstraat. Maar daartoe moesten de ´halve´ wezen (komend uit één-oudergezinnen) die | 8 |
daar verbleven verhuizen naar hun nieuwe onderkomen. Dat kwam in Orthen. De nieuwbouw in ´Orthen´ werd in 1890 in gebruik genomen. De Congregatie had de grond met de gebouwen in 1888 gekocht van de gegoede familie Van Meerwijk en liet aan de Rijksweg 113, het Sint Jozefgesticht bouwen door architect H.C. Dobbe, in 1889/1890. Het gesticht verschafte vanaf 16 mei 1890 onderdak aan een klooster, een bewaarschool, een lagere meisjesschool en een patronaat en internaat. In het internaat verbleven de weeskinderen. De school werd genoemd naar het H. Hart. Een boerderij, bakkerij en wasserij ten behoeve van de Congregatie hoorden bij het complex, gelegen achter de toenmalige St. Lambertuskerk van 1887 die ook door H.C. Dobbe was gebouwd. De pastorie uit 1887 was ontworpen door architect W. Th. van Aalst. De bekende geschiedschrijver en buurman, pastoor Schutjes van de Lambertusparochie, verwelkomde in 1890 de zusters en de weeskinderen. De kinderen gingen er naar school en kregen een opleiding. Ze vormden ook een zangkoor onder leiding van de heer Jansen, de organist, tevens doodgraver, van de parochie. Het koor trad regelmatig op, bij uitvaarten en begrafenisplechtigheden, maar ook bij plezieriger gelegenheden. Na 1920, toen de financiële gelijkstelling van bijzonder en openbaar onderwijs wettelijk was geregeld, werd het huis gerieflijker ingericht: er kwam centrale verwarming, leidingwater en elektrisch licht. De meisjes werden opgeleid om later als dienstbode te kunnen gaan werken. In 1961 kwam in het St. Jozefgesticht een einde aan de werkzaamheden van de Congregatie. Toen vertrok Zr. Jovita (Sien Kaffener) naar de missie van Kongo. Vrijwilligers uit Orthen gaven haar een mooi bedrag mee, dat ze in fabrieken in de omgeving voor dat doel extra hadden verdiend. De andere zusters vertrokken uit het Sint Jozefgesticht en verhuisden naar de Sint Rochusstraat 41-43. Dat was in de buurt van de in 1956 gebouwde San Salvatorkerk, waaromheen nieuwe scholen werden gebouwd. De Congregatie bestuurde daar, op het Schaarhuispad nummer 1/3, de Sint Elisabeth meisjesschool vanaf 1958/´59. In 1965 was Zr. Jean-Marie hoofd, daarna Zr. Joseph. In 1963 werd de Marijkeschool voor kleuters ernaast gebouwd. (Zr. Benedictine). De St. Jozefkleuterschool in de Adelheidstraat 35a werd ook door de Zusters bestuurd. Zr. Thomasina Kint (1911-2008) was van 1963 tot 1975 hoofd was van die kleuterschool. In 1975 vertrokken alle zusters naar het Moederhuis in de Choorstraat. De stichting ´Onderwijsbelangen ´s-Hertogenbosch Noord´ nam het bestuur over van de Congregatie. Alle genoemde scholen zijn intussen gesloopt. Nadat de Congregatie het oude St. Jozefgesticht in 1961 had verlaten, kwam er een dependance in van ´de Binckhorst´, voor de opvoeding van gehandicapte kinderen. Later werd het een dependance van Coudewater waar demente bejaarden werden verpleegd en veranderde de naam in ´Verpleeghuis Meerwijck´. Nadien stond het klooster jarenlang leeg, het verpauperde. Gelukkig kwam in 1989/´90 orgelbouwer Pels/Van Leeuwen zich vestigen. De orgelbouwer vertrok na ruim 10 jaar en in 2004 werden er wooneenheden in gerealiseerd. Het bouwproject werd ´Kloostertuynen´ genoemd. Eén gebouw draagt nog de naam ´De Meerwijck´. De Lambertuskerk is in 1962 gesloopt. 6f. Kweekschool ´Concordia´ aan de Choorstraat/Papenhulst te ´s-HertogenboschOp 1 september 1890 werd door de Congregatie een ´Normaalschool´ geopend, voor de opleiding van onderwijzeressen. De schoolruimte bleek te beperkt en daarom werd in 1892 een pand aan de Papenhulst, grenzend aan het klooster, aangekocht en ingericht. Twintig dames volgden op dat moment het onderwijs aan deze school, van wie men tevens hoopte dat ze de Congregatie zouden versterken. Ook deze ruimte werd snel te klein en weer werd een pand aan de Papenhulst aangekocht, op 1 mei 1901, en ingericht als Normaalschool. Vanaf 31 december 1901 kreeg elke Normaalschool een nieuwe naam: Kweekschool. Er waren toen 39 leerlingen, verdeeld over vier studiejaren, met zes mannelijke en tien | 9 |
vrouwelijke docenten. Alleen ´jonge juffrouwen uit den netten stand´ werden aangenomen als leerling. Een streng regime was normaal in die tijd. Ook in het internaat. Na deze periode zou de Congregatie, en het aantal onderwijzeressen, snel groeien. Vanaf 1908 was er het streven om tot nieuwbouw van klooster, kapel en scholen te komen. Na de al eerder geschetste aankoop van huizen aan de Choorstraat en Papenhulst en de sloop hiervan kwam de nieuwbouw in 1911 gereed. De architect was W. Th. van Aalst. Ter nagedachtenis van de algemeen overste, Zuster Concordia Berendsen, die zich grote inspanningen had getroost om de plannen te verwezenlijken, maar in de lente van 1911 plotseling overleed, werd de Kweekschool naar haar genoemd: ´Concordia´. De priester-rector van de Kweekschool, Arnold Frans Diepen, de latere bisschop, kreeg vanwege zijn initialen en puriteinse opvattingen wat de kleding betreft van de leerlingen het epitheton: ´Alles Flink Dicht´. Overigens stond de Kweekschool zeer goed aangeschreven. In 1948 werd W. Bekkers als rector van de Kweekschool benoemd. (Later werd hij tot bisschop benoemd). Vanaf 1963 kwam het bestuur van de Kweekscholen Mariënburg (van J.M.J.) en Concordia in handen van een bestuur waarin ook leken zaten. In 1971 werden de beroepsopleidingen van beide ´Pedagogische Academies´ (de nieuwe naam, sinds 1969) geconcentreerd in het gebouw van Mariënburg aan de St. Janssingel. De HAVO-afdelingen kwamen in het gebouw van Concordia. Dit duurde tot ongeveer 1986. In november 1980 werd een nieuw gebouw als Pedagogische Akademie, geopend aan de Hervense Dijk, nu Frans Fransenstraat geheten en de Fontys PABO is er nu gevestigd. 7. De periode 1900 - 1990 en de heroriëntatie na de Eerste WereldoorlogTussen 1856 en 1866 had de Congregatie aanvragen tot het geven van onderwijs moeten afwijzen - door gebrek aan voldoende leerkrachten - in Nijkerk, Silvolde, Huizen, Noordwijk en Achthuizen.In het jaar 1895, vijfenzeventig jaar na de oprichting van de Congregatie, gaven 191 zusters onderwijs aan 2910 kinderen, waren de Zusters verantwoordelijk voor de opvoeding van 74 weesmeisjes, 74 doofstomme meisjes en verpleegden ze 47 bejaarde vrouwen. Daarnaast hadden ze de huishoudelijke zorg voor 82 doofstomme jongens en 24 weesjongens en verzorgden ze 12 bejaarde mannen. In de Bossche parochies onderwezen de Zusters in totaal 1126 leerlingen, waarvan 165 burgerkinderen. Veel meer kinderen, namelijk 961, waren afkomstig uit arme en minvermogende (eenouder-) huishoudens. De Bossche Congregatie breidde haar afdelingen en werkzaamheden in Nederland vanaf 1900 tot aan de Tweede Wereldoorlog als volgt uit: In ´s-Hertogenbosch aan de Orthenstraat in 1901, In Amsterdam aan de Banstraat (1905) en Pijnackerstraat (1930), in Stompwijk (1906), Vlierden (1907), Waalre (1912), Nuland (1914), Den Haag (1915), Hintham (1919), Driel (1921), Oss (1922), Tilburg (1923), Udenhout (1925) en Rotterdam (1927). In Nijmegen kwam het Piusconvict (1926), Huize Anna (1928), de scholen aan de Akkerlaan (1932), het Pedologisch Instituut en het Orthopedische Inrichting St. Maartenskliniek in 1936, en ´Waalheuvel´, voor moeilijk opvoedbare kinderen in 1941. Verder ook scholen in Grevenbricht (1929), Utrecht (1930), Strijp (1930). In Vught werkte de Congregatie in het missiehuis van de missionarissen van Scheut (1930). | 10 |
In het centrum van Eindhoven werd het Don Bosco-complex gebouwd door de architect J.J.M. van Halteren, (1931) met het Bethaniëklooster, een weeshuis, het R.K. Gezellenhuis ´Ons Thuis´ voor jonge mannen, een BLO-school voor zwakbegaafden en het Instituut St. Marie voor slechthorende jongens en meisjes, met een internaat, gestart in 1951. De Zusters werkten er tot 1981. Ze traden terug uit het bestuur in 1990. In de Theresiaparochie in het Centrum van Eindhoven waren de Zusters tussen 1930 en 1985 werkzaam op een lagere school, fröbelschool, een pension voor bejaarden, een (avond-)naaischool voor meisjes en een patronaat. Ze woonden in het zusterhuis Theresia. De Eerste Wereldoorlog: In augustus 1914 werd Den Bosch door vluchtelingen uit België overstroomd. Antwerpen was gevallen. ´Een compacte mensenstroom die de hele straatbreedte vulde, trok naar het Oud-Casino, op de Papenhulst, waar strobedden klaarlagen´ zo meldt een Zuster in een kroniek. De zusters namen 60 weesmeisjes op, met zeven dienstmaagden der H.H. Harten uit Contich bij Antwerpen en 23 zusters Ursulinen uit Wilrijck. ´Ze waren spoedig ingeburgerd en hielpen ijverig mee om nieuwe matrassen te maken. Ze deden niet als de Joden aan de stromen van Babylon, die hun lier aan de wilgen hadden gehangen, maar zongen de hele dag hun mooie Vlaamse liedjes´. Half november keerden allen naar hun vaderland terug. In het najaar van 1919 heerste er hongersnood in Oostenrijk. De treinen brachten in de Choorstraat telkens groepen van uitgehongerde kinderen uit Wenen en Hongarije. De Zusters hadden er een grote zaal met bedden voor ingericht. In de jaren na de Eerste Wereldoorlog vond er binnen de Congregatie een heroriëntatie van de werkzaamheden plaats. Na de financiële gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs in 1920 ontvingen de Zusters een normaal salaris in het gewoon lager onderwijs. Hoewel het een schamele honorering was, voelden de Zusters dat het liefdadig karakter van het werk verzwakte. Op grond van de doelstelling van de Congregatie wilden ze zich ook richten op activiteiten ten behoeve van buitengewoon onderwijs aan meisjes. Daartoe werden de financiële middelen, de salarissen van de onderwijsgevenden in het gewoon lager onderwijs aangewend ten behoeve van zwakbegaafde meisjes. Dit werd beschouwd als liefdewerk, omdat het slechts gedeeltelijk werd gesubsidieerd en dit onderwijs nog in de kinderschoenen stond. Na de Tweede Wereldoorlog werd het gebrek aan onderwijskrachten bij de Zusters sterk voelbaar door een teruglopend aantal intredingen. In 1966 wordt toch nog een nieuwe school voor slechthorende kinderen gesticht: De Wylerberg in Nijmegen, waar Zuster Josine Aart de eerste directrice wordt. Ze was daarvoor directrice van de St. Maartenskliniek. We zien hoe de Congregatie zich meer concentreert op buitengewoon onderwijs. Het bewaarschool- en lager onderwijs wordt afgebouwd. In de moederstad worden nog wel enkele scholen bestuurd door de Congregatie, zoals we nog zullen zien. (zie par. 7b.) 7a. Udenhout, zwakzinnigenzorg in Huize St. VincentiusZo kwam in Udenhout ´Huize St. Vincentius´ tot stand, een groot internaat met scholen voor zwak begaafde meisjes. In 1925. Aanvankelijk kwam de instelling voor de geestelijk gehandicapten terecht in de voormalige woning van burgemeester Willem van Iersel, De Kleine Strijdhoef. Boven de ingang stonden de woorden Huize Sint Vincentius. Genoemd naar Vincentius à Paulo, dé patroon van de liefdadige werken. Ook het nieuwe gebouw, naar ontwerp van J.J.M. van Halteren uit Den Bosch kreeg deze naam. Hij koos voor paviljoenbouw. In 1927 kwam het eerste paviljoen klaar, twee jaar later het hoofdgebouw. In 1935 volgde de kapel op het terrein er achter.In 1978 gaven de Zusters het werk en het bestuur over aan leken en in 1992 verliet de laatste Zuster het gebouw. De Zusters deden er professioneel ontwikkelingswerk in de letterlijke zin van het woord. Ze bedachten en vervaardigden bij voorbeeld zelf de leermiddelen. | 11 |
7b. Onderwijs in 's-Hertogenbosch: Papenhulst, Vogelwijk, de Vliert en ZuidOp de Papenhulst waren de H. Hartschool voor MULO en de lagere meisjesschool. In het begin van de 20e eeuw stonden hier de Kweekschool, de Fröbelschool en Kostuumschool. (De meisjes van het Weeshuis uit de Keizerstraat kwamen hier naar de lagere school). Vanaf 1975, was Zuster J.M. van Rosmalen hoofd van de kleuterschool en mevrouw A.J. de Leeuw hoofd van de Lagere School. Het bestuur wordt in 1985 overgenomen door de Sint Jan Stichting. In 1973 ging de Sociale Akademie - na enig restauratiewerk - van start aan de Papenhulst in de voormalige lagere school, gebouwd rond 1926. In de jaren 1999 kwam - na de sloop - op deze plaats het nieuwe kloostergebouw, zoals het er anno 2015 nog staat op nummer 5.In 1934 werden er schooltjes gebouwd in de nieuw aangelegde Vogelwijk (nu: wijk Orthenpoort). In de Kogelbloemstraat. Het gebied viel onder de parochie St. Pieter, en er werd in 1933 een houten hulpkerkje gebouwd. Vlak erbij hadden de fraters van Tilburg hun Tharcisiusschool en de Zusters van de Choorstraat hun St. Lidwinaschool. Dit duurde tot dat de zusters het bestuur van het VGLO beëindigden op 1 augustus 1965, de school voor lager onderwijs verlieten op 1 augustus 1972, evenals de kleuterschool Sint Imelda op 1 augustus 1975. In 1973 werd het bestuur van de St. Lidwinaschool van ´Zedelijk Lichaam In Omnibus Charitas´ doorgegeven aan de Sint Jan Stichting. Na de sluiting van de school zit ´Eekels marktkraamverhuur´ in het gebouw, in 1993 wordt het gesloopt en wordt daar het politiebureau gebouwd aan de Vogelstraat. De wijk De Vliert: hier gaven de Zusters lager onderwijs op de Maria Gorettischool aan de Aartshertogenlaan 108. Deze meisjesschool is gebouwd in 1949 en na 1965 opgeheven. Vanaf 1961 begon de Congregatie daar de Sancta Maria Ulo, die was begonnen als een dependance van de Heilig Hart Ulo aan de Papenhulst. In 1977 ging Zr. Wilma (Johanna Maria Kaay, in Amsterdam geboren en sinds 1961 directrice) met pensioen. Zr. Wilma woonde in het klooster in de Choorstraat 7. In 1977 werd het bestuur overgenomen door leken: de Sancta Maria Stichting. De naam van de school werd veranderd in Sancta Maria Mavo. (Sancta Maria verwijst overigens naar de heilige Maria Goretti, 1890-1902). Aan de Pieter Borstraat nr.3 opende de Congregatie in 1958 de kleuterschool Sint Godelieve. Tot 1 augustus 1977 bleven de Zusters daar. Zuster Adelia Hoohenkerk was er hoofd. Het bestuur van de school werd overgenomen door de Sancta Maria Stichting. Op Zuid I, in de Tacitusstraat nr.1, kwam in 1958 een kleuterschool, ´t Koningshofke, van de Congregatie. Zuster Leonie Rabou uit de Choorstraat 7 was meer dan 20 jaar het hoofd. In 1985 volgde een overgang naar de Sint Jan Stichting. In de Liviusstraat 4 werd de lagere meisjesschool gebouwd in 1958. De Lieve Vrouwe-school, ook wel Mariaschool genoemd, zoals die in de Orthenstraat eerder. De Zusters Jean-Marie en Pia-Maria waren er hoofd. Zr. Benita stond in de eerste klas. In 1974 wordt het bestuur overgedaan aan de Sint Jan Stichting. 7c. Hintham, rusthuis Sint Jozefgesticht 1919-1952Aan de doorgaande weg Hintham 14-16 kocht de algemeen overste van de Zusters van de Choorstraat, Zuster Simplicia, eind 1918 een huis. Het was bedoeld als rusthuis voor de Congregatie. Een jaar later betrokken oude, zieke Zusters met hun verzorgsters dit gebouw. Het bestond eigenlijk uit twee woonhuizen, gebouwd in 1868 en 1880. In 1924 werden de huisjes naast dit Sint Jozefgesticht gesloopt en kwam er een bewaarschool, waarschijnlijk om de oude Zusters enige afleiding en amusement te bezorgen. In 1952 werd het klooster opgeheven. Na het vertrek van de Zusters naar een nieuw huis in Nuland (zie 7 e.) werd het een tehuis voor zwakzinnige meisjes, onder een lekenbestuur. Het is nu een woonhuis. | 12 |
7d. Nuland, nieuwe afdelingen voor onderwijs en zorg, Martinusgesticht 1914-1990Pastoor Marinus van Iersel uit Nuland deed in 1912 een beroep op de Zusters van de Choorstraat. Verzorging van bejaarden en zieken, ook onderwijs aan de meisjes van het dorp zou hun taak worden. Nieuwbouw van een klooster en school volgde en op 2 juni 1914 werden vier Zusters van het - inmiddels verdwenen - station afgehaald door de lokale burgerlijke en kerkelijke autoriteiten. De Zusters startten het werk in de door de pastoor en zijn familie bekostigde school, waarvoor de gemeente ook subsidie gaf. Klooster en school stonden naast de kerk van Sint Johannes Onthoofding in de Kerkstraat. Het huis werd Martinusgesticht genoemd, naar de vader van de pastoor, en had een eigen kapel. De bewaarschool had op 1 juli 1914 al 60 leerlingen. De lagere school startte, er kwam een kosthuis voor oude heren en dames en een naaischool.De archieven vertellen over de Tweede Wereldoorlog slechts treurnis. Op 22 oktober 1944 was het dorp bevrijd maar ook geruïneerd. Het werk van de Zusters werd voortgezet tot 1990. Dat jaar werd het Martinusgesticht opgeheven. Van 1981 tot 1999 woonden enkele Zusters in de verbouwde lagere school en VGLO aan de Kerkstraat. Tot ze naar Sint Jozefoord aan de Duyn en Daelseweg in Nuland verhuisden. (zie: 7 e.) Een herstelde muurschildering van Sint Martinus is nog aanwezig in de voorgevel. Het voormalige klooster werd ontworpen door J. Heijkants in 1922. De meubelzaak Villa Maasdonk is er nu gevestigd. 7e. Nuland, Sint Jozefoord Duyn en Daelseweg, 1948 tot hedenDe Congregatie ging na de Tweede Wereldoorlog op zoek naar een betere huisvesting voor zieke en oudere Zusters. In 1948 kwam de grond op het landgoed Duyn en Dael in Nuland in handen van de Zusters. Daar lag het vroegere landgoed ´Soli Deo´. De grond kreeg de Congregatie ten geschenke van het echtpaar Ras-Van den Eerenbeemt. In het eerder genoemde Martinushuis bevond het echtpaar zich onder de evacuees tijdens de oorlog. Hun villa Duin en Dael was in puin geschoten en beiden waren al op leeftijd en kinderloos. Ze bouwden een eenvoudig landhuisje op het beboste terrein en schonken uit dankbaarheid de grond aan de Congregatie. Omdat het rusthuis in Hintham te klein geworden was, kwam Duin en Dael als een geschenk uit de hemel. Onder diverse architecten werd er in verschillende fasen gebouwd. Eerst door architect Jos Schijvens. In 1952 verhuisden de Zusters uit het klooster Sint Jozefgesticht in Hintham naar dit huis in Nuland. Ze sliepen nog in chambrettes in ziekenzalen. Uitbreiding volgde in 1955 door architect J. de Reus. Een kapel werd toegevoegd. In 1959 volgde de bouw van een aantal etages met kamertjes voor de bewoners. Tussen 1964 en 1966 kwam het Vormingscentrum tot stand. Architect C. de Bever verrichtte onderhoudswerken en uitbreidingen. ´Boszicht´ was een nieuwe toevoeging rond 1975. Toen kwam de erkenning als kloosterbejaardenoord.Er is in 2008 plaats voor 60 personen met een verzorgingshuisindicatie, 50 religieuzen met een verpleeghuisindicatie en er zijn ook 50 kloosterkamers ingericht. Anno 2015 wonen er Zusters van 14 verschillende Orden en Congregaties op dit terrein, samen met mannelijke en vrouwelijke bewoners uit het seculiere milieu. Sinds ruim 50 jaar ligt hier ook de begraafplaats van de Zusters van de Choorstraat. Oud-plebaan van de Sint Janskathedraal, Gerrit v.d. Camp, heeft hier ook zijn laatste rustplaats. Zie: www.jozefoord.nl 7f. Vught, assistentie in het missiehuis Sparrendaal 1930-1992Op de Sparrendaalseweg nummer 7 in Vught had de Congregatie van Paters van Scheut vanaf 1903 een klooster. Na de uitbreiding van het opleidingscentrum en klooster in 1930, gingen de Zusters van de Choorstraat zorgen voor de huishouding van het klooster en internaat. De beide Congregaties hadden al eerder veelvuldig contact gehad vanwege het werk in Oost-Mongolië. Naast het opleidingscollege van de Scheutisten bouwde architect ir. Orie een apart zusterhuis. In 1932 kwam kardinaal Van Rossum nog op bezoek voor de wijding van een Scheutist tot missiebisschop. De laatste maanden van 1944 was het ook in Vught een chaos en moesten - vanwege confiscaties - paters en zusters, studenten, ook | 13 |
Duitse soldaten, een veilig onderkomen zoeken in de omgeving. Vanaf 7 november 1944 zouden ook de ingekwartierde Engelse en Canadese soldaten genoodzaakt zijn elders een slaapplaats te vinden. Het zusterhuis van Sparrendaal werd in 1970 gesloten, de werkzaamheden werden minder omvangrijk en de Zusters namen in 1992 afscheid. 8. MissiewerkBrazilië
Het pionierswerk van de Zusters op het gebied van buitengewoon onderwijs laat zich ook gelden in missiegebieden. Van 1906 tot 1910 vestigden zich vier Zusters op verzoek van de Congregatie van de paters Redemptoristen in Brazilië. Omdat de werkzaamheden niet passen in het patroon van liefdewerk, vanwege ernstige ziekten en het zware klimaat is het resultaat bedroevend. Er komt wel versterking vanuit Nederland, maar nieuwe ziektegevallen nopen het Congregatiebestuur de zusters al in 1911 terug te roepen.Oost-Mongolië
Twaalf jaar later volgde een nieuwe buitenlandse zending. De Congregatie van Scheutisten deed een beroep op de Zusters om in Oost-Mongolië, een Chinese regio, te komen helpen. De Zusters die in 1921 vertrokken wisten dat ze nooit meer zouden terugkeren. In Shung-shu-tsuitzu, Jehol, Chao-yang, Shanwantze en Pakeou werkten ze in het onderwijs aan arme meisjes, in de bejaardenzorg, de opvoeding van wezen en ze gaven medische hulp. Een inheemse Congregatie werd gestart: in 1938 zijn al 15 inheemse Zusters geprofest. De omstandigheden zijn moeilijk. Burgeroorlogen, criminele benden, Japanse en Russische overheersing tellen zwaar en vooral het afgelegen gebied waar alleen vervoer te voet of per kar mogelijk is, maakt het werk psychisch zwaar. Er is nauwelijks contact met de buitenwereld.Tussen 1922 en 1948 zijn in totaal 21 zusters naar Oost-Mongolië gereisd. De communistische machtsovername in 1948 maakt een eind aan het werk, 17 Zusters kunnen veilig terugkeren, drie zijn er overleden en één Zuster was al vanwege ziekte in 1935 terug gekomen. (zie Molengraaf p. 102-111 voor persoonlijke getuigenissen). Nederlands Oost-Indië en Indonesië
Nederlands Oost-Indië is het derde missiegebied en zeer succesvol. De priester-directeur van het Instituut voor Doofstommen in Sint-Michielsgestel enthousiasmeerde de Congregatie om een school voor doven te stichten op Java en meteen bereidden de vijf ervaren leerkrachten zich voor op de reis. Het was 1938. Een van de aanleidingen was dat er doofstomme kinderen uit Indië in St.-Michielsgestel waren opgenomen, maar ze konden moeilijk wennen aan het klimaat. Het werk begint in Wonosobo (midden-Java), de dovenschool wordt Dena-Upakara genoemd, ´zorg voor de minsten´. Het is ontwikkelingswerk, de toestroom van leerlingen is zo groot dat er steeds gebouwd moet worden, in 1939 ook een internaat. De oorlog en de bevrijdingsstrijd van Soekarno gaan niet ongemerkt voorbij. In het najaar van 1950 gaan opnieuw vijf Zusters naar Wonosobo, waaronder twee Zusters die al eerder daar gewerkt hadden. De Congregatie breidt zich uit en de zusters PMY (Indonesische afkorting voor ´Dochters van Maria en Joseph´) geven niet alleen onderwijs aan doven en doofblinden, maar initiëren micro-krediet programma´s voor lokale boeren en geven voorlichting op het gebied van landbouw en het opzetten van handwerkbedrijfjes. Ze nemen taken op zoals de verzorging van bejaarden, het runnen van een polikliniek, een school voor arme kinderen, naailessen voor vrouwen enz. Het hoort bij de traditie van de Congregatie wat de ´liefdewerken´ betreft. In 1999 zijn er al zes communiteiten op Java, buiten Wonosobo. In Klaten, Keringan, Jakarta, Yogyakarta, Purworejo en Banyumas. De algemeen overste van de Congregatie is - anno 1915 - een Javaanse Zuster, ze woont in het Moederhuis op de Papenhulst, maar is vaak op reis naar Indonesië. Nu ook naar een nieuwe vestiging op Oost-Timor. | 14 |
Congo
In 1958 stemt het bestuur van de Congregatie in met een verzoek van de Belgische missiecongregatie van paters Scheutisten om Zusters naar Belgisch Congo te sturen. Na een jaar voorbereiding gaan acht zusters aan de slag in Mashala en Kabuluanda in een school, weeshuis en kliniek: het zijn de liefdewerken waarin de Congregatie gespecialiseerd is: onderwijs aan dove en zwakbegaafde kinderen, gezondheidszorg, ziekenbezoek, pastoraal werk. Er wordt samengewerkt met Terre des Hommes en in 1981 met de inlandse zusters van de Congregatie van Sint Vincentius à Paulo die de taken in 1989 geheel overnemen in Mashala, tot de rebellen de missiepost in 1998 innemen en leegplunderen.In 1964 wordt in Luluaburg, nu is dat Kananga, een nieuwe communiteit gesticht. (Dat is op 140 km van Kabuluanda en 160 km. van Mashala). In Kananga wordt een gezondheidscentrum ingericht en worden poliopatiëntjes geholpen, met fysiotherapie, dank zij de ervaring die Zusters hebben opgedaan in de Sint Maartenskliniek in Nijmegen. Verder worden gevangenen bezocht, verzorgd en van voedsel voorzien. En worden straatkinderen opgevangen. Het oorlogsgeweld, de etnische spanningen en de corruptie worden dagelijkse ervaringen. De zusters verlaten het land, nadat Congolezen het werk hebben overgenomen. Het is dan 1999. Vier en twintig zusters zijn er actief geweest. 9. BesluitEnkele cijfers:In 1958 waren 724 zusters lid van de Congregatie, in 1968 nog 616 en in 1978 nog 470. In 1959 woonden er in het Moederhuis in ´s-Hertogenbosch 111 zusters (waarvan 21 novicen), in Sint-Michielsgestel 51, in Nuland 104, in Orthen 24 en Vught 11. In 1978 waren er in Den Bosch nog 77, in Sint-Michielsgestel 27, in Nuland 154 en Vught 7. In 2015, op 7 juli, bestaat de Congregatie 195 jaar en bijna alle zusters ontvangen hun AOW, in Indonesië treden regelmatig jongere zusters in. Het hoofdbestuur zit in het Moederhuis op Papenhulst 5 en bestaat uit twee Indonesische en twee Nederlandse Zusters. Enkele jaren geleden is op Timor Leste, dit is Oost Timor, begonnen met een nieuwe zending: een kleine vestiging om dove kinderen te begeleiden. In 2015 wonen er ca. 70 zusters van de Congregatie in Nederland, deels in het Moederhuis (enkelen in particuliere woningen) en voor een deel in Nuland. Er werken 30 Zusters op Java en 4 op Oost Timor. Enkele Zusters in ´s-Hertogenbosch zijn actief in het straatpastoraat en het ´Inloopschip´, een opvang voor daklozen, of door het bezoek aan bewoners van woningen op wielen. Er zijn enkele namen van Zusters vermeld in dit verslag van 195 jaar D.M.J. Dat doet geen recht aan de honderden niet genoemde Zusters, die hun leven lang actief zijn geweest in Liefdewerken. | 15 |
Bronnen | |
• | José Eijt: ´Religieuze vrouwen: bruid, moeder, zuster Geschiedenis van twee Nederlandse zustercongregaties, 1820-1940´, Nijmegen 1995 |
• | Zr. Alphonse van den Eerenbeemt, vijf artikelen: ´Uit de geschiedenis van de Congregatie ´Dochters van Maria en Jozef´ in ts. ´Kringnieuws´, ´s-Hertogenbosch juli 1992 t/m maart 1993 |
• | Jan Smits: ´Vademecum van religieuzen en hun kloosters in Noord-Brabant´, uitgeverij Veerhuis 2010 |
• | Andries Molengraaf: ´Geroepen en toegewijd, 190 jaar liefdewerk door de Congregatie Dochters van Maria en Joseph´, z.p. 2010 |
• | Collecties en naslagwerken: Zusters van de Choorstraat. Zie: www.erfgoedkloosterleven.nl |
• | A. van Brandenburg: ´De ´school´ van de Choorstraat´, doctoraalscriptie Nijmegen 1989 |
• | Zr. Louise van Rooijen: ´Geschiedenis van de Congregatie der Zusters van de Choorstraat´, z.p. 1954 |
• | Ton Vogel: ´Schuilkerken en hun bedienaren in ´s-Hertogenbosch 1629-1811´, ´s-Hertogenbosch 2010 uitgave Kring Vrienden van ´s-Hertogenbosch |
• | Ton Vogel: ´Ouderen- en armenzorg van de Godshuizen na 1811´. Zie: www.bossche-encyclopedie.nl |
• | Dank aan Nico Koppers voor de kadastrale gegevens die hij spontaan leverde. |
• | A. van Griensven: ´Orthenstraat 1-5´ uitgave F. van Lanschot Bankiers, ´s-Hertogenbosch 2001 |
1966 |
A.J.M. AlkemadeVrouwen XIX. Geschiedenis van negentien religieuze congregaties 1800-1850Malmberg | 's-Hertogenbosch 1966 |
|
2010 |
Andries Molengraaf'Geroepen en toegewijd, 190 jaar liefdewerk door de zusters van de Congregatie Dochters van Maria en Joseph'Uitgeverij Berne | 2010 | ISBN 978 90 8156 481 6 |
|
2015 |
Charles CaspersZacht, doch Krachtdadig : Anna Catharina van Hees en de oorsprong van de Congregatie Dochters van Maria en JozefAdveniat | Baarn 2015 | ISBN 94-9209-311-0 |
1820 |
J.A. Heeren, kapelaan bij de parochie St. Jacob, richt op 7 juli 1820 de congregatie 'Dochters van Maria en Joseph' op, beter bekend als 'de zusters van de Choorstraat'. Bron: Kroniek van 's-Hertogenbosch |
H.F.J.M. van den Eerenbeemt, Geschiedenis van Noord-Brabant (1996-1997) II. 359
Brian Heffernan, Ongeschoeide karmelitessen in de Nederlandse katholieke kerk, 1872-2020 | Radicaal kloosterleven (2021) 287, 487
L.H.C. Schutjes, Geschiedenis van het bisdom 's-Hertogenbosch (1876) IV. 540-543
Aart Vos, 's-Hertogenbosch : De geschiedenis van een Brabantse stad 1629-1990 (1997) 246, 248, 249, 258, 390