Doodslagen en strafbedevaarten in 's-Hertogenbosch en Meijerij: ca. 1370-1629

Inleiding

Het is een bekend gegeven in de geschiedenis dat misdaden en bedevaarten met elkaar in relatie staan. Wie verkeerd deed moest vaak met gebed, boete en een bedevaart zijn ziel redden en zijn schuld inlossen. Toch is er zo goed als geen onderzoek gedaan in primaire bronnen voor een bepaald gebied of tijdvak. Het bleef allemaal wat exemplarisch. Een uitzondering is het onderzoek van J. Lijten, Oirschotse zoen-accoorden, gepubliceerd in het tijdschrift Campinia 1982-1987. Die artikelen zijn in deze bijdrage niet nog eens opgenomen. In deze uitgave zijn wel met veel dank op beknopte wijze de gegevens opgenomen die op de website zijn vermeld van H. Beijers te Vught (Henk Beijers Archiefcollectie), inclusief de aldaar opgenomen zeer uitgebreide akten, verzorgd door Dr. Ton Kappelhof. Met name de transcripties aldaar uit de Rekenkamer in het Algemeen Rijskarchief te Brussel zijn van hoogwaardige kwaliteit en geven talloze bijzonderheden.

Voor de eerste keer is nu een grote inventarisatie gemaakt van dergelijke boetebedevaarten vanuit 's-Hertogenbosch en omgeving. Die omgeving strekt zich uit tot het juridisch gebied dat viel onder de Bossche schepenbank, dat globaal het huidige midden- en oost- Noord-Brabant omvatte. Daarnaast hebben we het terrein verkend dat bekend staat als het aartsdiakonaat van Kempenland. Voor dat laatste gebied hebben we dankbaar gebruik kunnen maken van het werk van Dr. G. Bannenberg, A. Frenken en H. Hens: De oude dekenaten van Cuijk, Woensel en Hilvarenbeek in de 15e en 16e eeuwse registers van het aartsdiakonaat Kempenland (Nijmegen 1970). Het werk beschrijft beknopt honderden misdaden, waarvan er velen met een bedevaart werden bestraft. De periode die hier bestudeerd wordt loopt van ca. 1370 tot 1629. Vóor die periode zijn er bijna geen bronnen, na die tijd verdween de katholieke kerk in de onderdrukte samenleving van 's-Hertogenbosch en omgeving. Daardoor werden de strafbedevaarten minder zichtbaar in de archieven.

Eén categorie bedevaarten is in deze studie niet opgenomen: De bedevaarten uit pieuze overwegingen, voortgekomen uit vroomheid en wellicht ook uit avonturisme. We hebben het dan over Jerusalem, Rome, Compostella en talrijke andere plaatsen in geheel West-Europa. Het moge hier al vermeld worden dat Jerusalem nooit als plaats voor een boetebedevaart werd aangewezen.
Wat betreft de aard van de misdaden hebben we hier voor 2 criteria gekozen:
Binnen het omschreven gebied had doorgaans de hoogschout met schepenen het recht het hoogste vonnis uit te spreken, zoals ook de landsheer dat recht had in wiens naam de hoogschout volmacht had. De bisschop van Luik, binnen wiens gebied het aartsdiakonaat van Kempenland lag, had wel die bevoegdheid, maar heeft die in onze bronnen althans nooit uitgeoefend. Wel had de bisschop meer bevoegdheden om priesters en clerici te bestraffen dan de wereldlijke overheden. Toch was er geen strikte scheiding. Daarnaast had de plaatselijke heer of schout de mogelijkheid om straffen op te leggen. Dat kon inhouden dat je voor een doodslag te maken kreeg met de plaatselijke schout, de bisschop of de landsheer of landsvrouwe. Daarnaast konden de families van de dader en van het slachtoffer onderling een boeteregeling treffen.
Er is geprobeerd zoveel mogelijk feiten te achterhalen zoals de dader (misdadiger), slachtoffers, de toegepaste straf en de instantie die het oordeel uitsprak of vastlegde. Eventueel ook de klagers (clegers, conquestores) namens het slachtoffer, de verwanten van de dader en de door beide partijen aangezochte bemiddelingscommissie (keerslieden, directores reconciliationis). In geval van doodslagen was er in ieder geval sprake van een slachtoffer. Deze term heb ik eveneens gebruikt voor de vele overtredingen op seksueel gebied, hoewel de aldaar genoemde vrouwen wellicht ook dader genoemd hadden kunnen worden. Dat hing af van wie de uitdagende partij geweest zal zijn. Ook is het opvallend dat binnen de partijen van een doodslag (klagers en keerlieden) nooit een vrouw wordt vermeld. De samenvattingen zijn zeer kort gehouden, zodat het goed is de akten zelf steeds nauwkeurig te bestuderen voor eventuele aanvullende gegevens.
Bij iedere akte wordt een "instantie" vermeld: Daarmee wordt bedoeld de wereldlijke of kerkelijke instantie, die de betreffende akte heeft gepasseerd of beschreven. Meestal is dat ook een van de instanties, die een veroordeling, schikking of gratie heeft uitgesproken. Meestal zijn er meerdere partijen, aan wie de schuldige moest betalen: De landsheer, de schout, de heer van het dorp, de bisschop of de familie van het slachtoffer. Duidelijk is wel dat een doodslag zowel civiele (vanuit de familie van het slachtoffer) als strafrechtelijke (vanuit de overheid) gevolgen had, en soms ook nog kerkrechtelijke consequenties met vaak meerdere boetes. Een compleet overzicht van de schuldeisers of rechtsprekenden per doodslag is bijna niet te vinden in één akte.
Het betreft hier een bronnenpublicatie op basis waarvan andere historici hun conclusies kunnen trekken na verder detailonderzoek in de akten zelf. Ten aanzien van de uitgave zelf moet er op gewezen worden dat de Latijnse namen niet zijn vertaald in het Nederlands: Wie zoekt naar Dirk, moet ook Theodericus opzoeken; wie Wouters tracht te vinden moet ook Walteri nagaan etc. Dat geldt eveneens voor beroepsnamen: Wie Timmermans zoekt zal ook op Carpentator moeten traceren, en Huydenmaker moet ook Pellifex raadplegen, zoals Sadelmaiker gezocht moet worden onder Selliparius.
De teksten van voor ca. 1410 zijn in dit overzicht niet per dag gedateerd maar per registerjaar omdat de precieze datering minder relevant is in verhouding tot de tijd die het kost om het nauwkeurig na te gaan. De akten van voor ca. 1410 zullen sowieso nader bestudeerd moeten worden voor zuiver wetenschappelijk onderzoek. Het vinden en noteren was nu het belangrijkste uitgangspunt. Een bijzonder aandachtspunt voor de lezer is dat sommige delen van het Bossche schepenbanksarchief uit begin 15e eeuw een dubbele paginering kennen: Een bovenaan en een beneden op de folio. De computerscans dragen het bovennummer, de fiches Smulders-Spierings het benedennummer. De gebruikte scans van die ca. 450.000 fiches zijn niet altijd even duidelijk over het registernummer door de te vage of verdwenen inkt van het gebruikte stempel. De lezer zal dan het schepenregister in de buurt van het vermelde jaartal moeten zoeken op hetzelfde folionummer.
Hopelijk is deze bijdrage een nuttige aanvulling voor zowel rechtshistorici als kerkhistorici van Brabant.

Lucas van Dijck, Knokke 8 maart 2022

De akten van voor 1400 moeten op inhoud, transcriptie en datering nader bestudeerd worden indien zij voor wetenschappelijke doeleinden worden benut. Het gaat hier in eerste instantie om de signalering van de feiten.