| Hij werd daar umschwärmt door het puik der beaute's |
| "Van vlieg je niet, dan daal je niet" |
| vocht om hem het meest, |
| Maar hij was onkwetsbaar, schoof Amor opzij, |
| Hield liever zijn hart nog wat vrij.- |
| |
| Het stille kalme leven was nooit zijn ideaal |
| Naar Indië ging zijn streven.- Hij vocht daar kolosaal!!?? |
| En toen hij daar zes jaren zich flink geroosterd had |
| Leidde hem zijn levens-sterre weer naar de Amstelstad.. |
Het was een heerlijk leven, daar op de Leidschestraat,
Die nichten en die neven, 't was jolig vroeg en laat,
Won hij ook in hun midden een warme sympathie,
Toch minden hem ook andren, bijvoorbeeld .... Moppen Mie; (een rijke jongedame)
Zoo was er ook een dame (zij heette honderd acht)
Die heeft veel bange nachten naar d'officier gesmacht,
Zij kon hem niet veroveren! Maar ... liefde zocht naar list !...
Het was een kille morgen ..... er hing een dikke mist ....
Hij opende de voordeur ... dáár! ... op de gladde straat,
Valt honderd-acht in onmacht !!! De luitenant wist geen raad!
En nòlens vòlens nam hij het vrachtje met zich mee,
En vleide haar in zijn kamer zacht op de canapé ....
De vijand was nu binnen, en list ging boven kracht,
En malgré lui - heeft zij hem een matiné gebracht:
| Zang: | "Een kus gekust, van Uw lippen week en zacht |
| Dit is 't waarop 'k reeds zooveel jaren wacht; |
| De liefde is in het leven hier beneên |
| Een diepe bron van louter zaligheên!" |
Reeds was dit wedervaren, lang weer voorbij;
De boomen droogen jonge blaren; het was weer Mei!
De luitenant werd bevorderd, werd Kapitein
Nu zou de schoonste tijd zijn's levens zijn.
Zacht week een gouden zomer, vol zonnegloed van weide en gaarde,
Doch lente bloeide in zijn gemoed,
Een hoogtij, vol geluk, dat niets nog evenaarde,
Bracht hem met d'allerliefste vrouw
Een hemel hier op aarde! .....
Het leger zou actieve dienst niet meer van hem ontvangen
Men stelde hem candidaat; op algemeen verlangen
Zou hij voortaan op 't Binnenhof
Verdedigen 's lands belangen.
| Zang: | (Wer kann dafür) |
| Hier toonde hij ook zijn krijgsnatuur, |
| in menig uur, van langen duur; |
| En het minister boembardement, |
| was ook zijn grootste talent. |
| Voor 's lands verdediging steeds in de weer, |
| trok menig keer, hij ook van leer, |
| Tegen het socialist-lawaai, |
| met toornig armengezwaai. |
Hier in de stad van de ooievaar, bracht menig jaar, aan 't lieve paar
Deez' goede vogel de blijde maâr, d'r is weer een vrachtje klaar ..
Er volgde promotie nog menigmaal, en kolossaal, hij werd Generaal!
Toch gaat hij trouw naar het Binnenhof toe,- werd dat gedoe nog niet moe!
| Zang: | Thuis gekomen, soms wat knorrig, vindt hij dra zijn goed |
| 't Korte jasje, d'eeuwige strohoed, maken hem volmaakt Planteur. |