Intern verslag 297

De mansio van Engbrecht Luding van den Dijk


Inleiding, samenvatting en conclusies

De mansio van Engbrecht Ludinc van den Dijk wordt zeer vaak in de middeleeuwse bronnen vermeld. Voortdurend is sprake van de straat of steeg naar deze mansio toe. Hiermee worden de huidige straten Achter het Verguld Harnas, Achter het Wild Varken, Wolvenhoek en ook wel de Waterstraat bedoeld. De mansio stond waar­schijnlijk aan de noordzijde van de huidige Waterstraat, maar de toegang kan ook aan de Wolvenhoek hebben gelegen. Bij de bouw van de parkeergarage daar in 1974/75 zullen de laatste resten zijn weggevaagd. Er is beperkt archeologisch onderzoek gedaan aan oostkant van dit terrein bij de Dieze, waarbij een grote middeleeuwse waterput is aangetroffen en ook zwaar muurwerk.1 Uit de gegevens blijkt dat het terrein van de mansio een aanzienlijk deel van het gebied tussen Achter het Stadhuis, de Dieze, de Waterstraat en Wolvenhoek/Achter het Wild Varken heeft beslagen. Opmerkelijk is dat de desintegratie van de mansio al vrij vroeg - in de tweede helft van de veertiende eeuw - is begonnen. Waarschijnlijk zijn toen de percelen aan de noordkant van de tegenwoordige Waterstraat en de oost­kant van de Wolvenhoek tot stand gekomen. De meeste hadden de gebruikelijke breedte van 20 voet (5,74 m).
Op het achterterrein bij de Dieze werd behalve de mansio zelf onder meer een huis, De Kapel geheten, door de toenmalige gerechtigden aan een derde overge­dragen. Wellicht betrof het in oorsprong een huiskapel. De bebouwing van de mansio zelf werd in 1413 - waarschijnlijk na het overlijden van de toenmalige huur­ster, Katelijn weduwe van Hendrik van Moordrecht, ridder - in tweeën gesplitst, wat een gedetailleerd overzicht van de samenstelling en indeling heeft opgeleverd.

Engbrecht Luding van den Dijk

In het vierde kwart van de dertiende eeuw was een Engbrecht Luding rentmeester van de hertog.2 Hij overleed vóór 30 juni 12963 en had een zoon Engbrecht.4 Waar­schijnlijk is laatstgenoemde degene die in 1318/19 schepen van ’s-Hertogenbosch is geweest. Bij beiden ontbrak overigens de naam Van den Dijk.5
In 1327 was een Engebrecht Ludinck van den Dijcke, rentmeester van den Bossche6 en in 1331/32, 1332/33 en 1334/35 schepen.7 Wanneer dit de bouwer van de mansio is geweest, zal deze dus geleefd hebben in de eerste helft van de veer­tiende eeuw. In 1354 wordt in een belending gesproken van een erf waarop Adam
1.J. van der Vaart, ‘Het Lombardje’, Boschboombladeren 28 (dec. 1982) 1-27.
2.H.P.H. Camps, ed., Oorkondenboek Noord-Brabant I (’s-Gravenhage 1979) nr. 378 (1281.09.15).
3.Ald. I, nr. 539.
4.A.w. I, nr. 656 (1303.12.10).
5.B.C.M. Jacobs, Justitie en politie in ’s-Hertogenbosch voor 1629 (Assen-Maastricht 1986) 252.
6.D. Th. Enklaar, Gemeene gronden in Noord-Brabant (Utrecht 1941) nr. 71.
7.Jacobs, Justitie en politie, 255-256.
van Nijnsel woont ‘bij de mansio van wijlen Engbrecht Luding van den Dijk’.1 Hij was dus toen niet meer in leven.
In enkele bronnen is sprake van het woonhuis van Luding van den Dijk, met wie mogelijk Engbrechts vader is bedoeld. Aangenomen mag worden dat dit tevens op de mansio van zijn zoon Engbrecht betrekking heeft. Zo wordt in een schepenakte van 23 februari 1368 gesproken van een huis en erf in de straat strekkend van de Sile vóór het woonhuis van wijlen Luding van den Dijk.2 In 1405 en 1435 is sprake van een huis en erf dat van Luding was, gelegen tussen een weg toebehorend aan het stenen huis van wijlen Luding en tussen de openbare gracht. Ook met dit laatst­genoemde huis is waarschijnlijk de mansio bedoeld. Over het betreffende eerstge­noemde huis en erf dat van Luding was zie hierna.

De mansio

De oudst bewaarde transactie met betrekking tot deze mansio dateert pas van 31 augustus 1413.3 Zij wordt dan de mansio van wijlen Hendrik van der Schaut genoemd, waarin Katelijn weduwe van Hendrik van Moordrecht placht te wonen.4 Katelijn wordt op 9 december 1412 voor het eerst als overleden vermeld.5 Dat het hierbij om de mansio van Engbrecht Luding van den Dijk ging, blijkt uit een schepenakte uit 1382, waarin gesproken werd van het woonhuis van wijlen Eng­brecht Luding van den Dijk, waarin heer Hendrik van Moordrecht, ridder, toen woonde.6 Gerechtigden waren in 1413 Jan van Oudheusden en Jan Rover van den Laar, man van Katelijn dochter van wijlen Hendrik van der Schaut.
Een familieband van Jan van Oudheusden met Hendrik van der Schaut is mij niet gebleken. Wél is er een aanwijzing hoe hij aan zijn recht op de mansio is geko­men. In een schepenakte van 29 januari 1395 droeg namelijk Jan van Oudheusden, zoon van Pauwels, onder meer alle goederen die van Engbrecht Luding van den Dijk waren - en die aan hem waren overgedragen door Iwijn van Oudheusden, zoon van Beris - over aan zijn zoon Jan.7 Waarschijnlijk was deze Jan Pauwelsz. van
1.GAHt, Coll. Valkenburg 3-1 (1354.12.20): prope mansionem quondam Engberti dicti Ludinc de Aggere.
2.R. 1175, f. 177v.: Henricus? filius quondam Alberti de Bucstel legitime vendidit Ode relicte quon­dam Rodolphi de Hees vitalem pensionem unius modii siliginis mensure de Busco solvendam anno quolibet ad vitam dicte Ode et non ultra Purificacione et in Buscoducis tradendam ex domo et area dicte venditoris sita in Buscoducis in vico tendente de vico dicto Sile (doorgehaald: versus) ante? habitacionem quondam Ludingi de Aggere inter hereditatem Iohannis de Dyesa ex uno et inter commumem stegham ex alio.
3.R. 1188, f. 244-245. Zie hierna.
4.Het echtpaar Hendrik Van Moordrecht en Katelijn van der A woonde tevoren in het latere Lombar­denhuis/Keizershof, waar het in 1367 een testament maakte. Zie het rapport van M.W.J. de Bruijn, De voorgeschiedenis van het Keizershof (augustus 2000) 1.
5.R. 1188, f. 43v.
6.GAHt, Loketkast II (Waterstraat): contigue iuxta domum habitationis quondam Enghelberti dicti Ludinc de Aggere, in qua domo habitationis dominus Henricus de Mordrecht, miles, ad presens moratur.
7.R. 1180, blz. 293: Iohannes de Audehuesden, filius Pauli, omnia et singula bona que fuerant quondam Engberti dicti Ludinc de Aggere et Henrici sui filii, quocumque locorum consistentia sive sita, supportata sibi a Ywano de Audehuesden filii Tyberii, prout in litteris, hereditarie supportavit Iohanni suo filio ---. Datum sexta post conversionis Pauli.
 Iohannes filius Iohannis de Audehoesden et Iohannes de Putte de Hemert promiserunt indivisi super
Oudheusden in 1376/77 schepen van ’s-Hertogenbosch.1 Hoe zijn zoon Jan Jansz. van Oudheusden samen met Jan Rover van den Laar als man van Katelijn dochter van Hendrik van der Schaut rechten op het goed verworven heeft, is hiermee echter nog niet duidelijk geworden.
Hendrik van der Schaut was waarschijnlijk al in 1360 gerechtigd in de mansio. Dit blijkt uit een schepenakte van 22 april van dat jaar, waarin Reinier van Aken wolwe­ver een cijns van 3 pond aan hem beloofde uit een huisplaats gelegen tussen erf van Hendrik en erf van Jan Molner. Uit dit gegeven kan tevens worden afgeleid dat er toen al sprake was van splitsing van het oorspronkelijke complex in een aantal percelen.
Hendrik van der Schaut, die was getrouwd met Sofie natuurlijke dochter van de kanunnik Gerit van Amstel,2 lijkt geen functies in dienst van de hertog of de stad te hebben uitgeoefend. Op 4 februari 1357 gaf hij een aantal goederen in Oss en Teeffelen in erfelijke cijns aan Willem van Amstel, ridder.3 Het echtpaar Van der Schaut-van Amstel had minstens vijf kinderen: Gerit, Jan, Wouter, Hendrik en Katelijn, die zich in het algemeen niet Van der Schaut maar naar hun moeder Van Amstel noemden.4 In ieder geval erfde behalve Katelijn, gehuwd met Jan Rover van den Laar, ook zoon Gerit het complex. Samen met zijn zuster Katelijn, gehuwd met Jan Rover van den Laar, en met Jan Jansz. van Oudheusden verklaarde Gerit van Amstel op 17 juli 1395 voldaan te zijn van alle achterstallige betalingen, namelijk van 18 oude groten, die vrouwe Katelijn van Moordrecht betaalde (?) uit de woning van wijlen Engbrecht Luding van den Dijk.5
 habita et habenda se daturos et soluturos dicto Iohannis de Audehoesden vitali pensionem octo modiorum siliginis mensure de Helmont anno quolibet ad vitam dicti Iohannis de Audehoesden patris et in Buscoducis tradendam et omnibus et singulis bonis dictorum debitorum, habitis et habendis, quocumque sitis, ut dicebant. Testes, datum supra.
 Dicti Iohannes filii Iohannis de Audehoesden et Iohnnes de Putte de Hemert promiserunt indivisi super omnia habita et habenda dicto Iohanni de Audehoesden quod ipsi debitores predicti omnia et singula credita hereditaria? que dictus Iohannes de Audehoesden tenetur? et debet personis quibuscumque, tam in litteris quam extra litteras, ut dicebant, dabunt et exsolvent taliter quod dicto Iohanni de Aude­hoesden dampna exinde non eveniant quovis modo. Testes, datum supra.
 Iohannes de Audehoesden omnia sua credita que sibi debentur a personis quibuscumque, in litteris quam extra litteras, ut dicebat, supportavit suo filio, salvis tamen predicto Iohanni omnibus suis vitalis pensionibus iuxta continentiam litterarum inde confectarum, predicta supportatione non obstante. Testes, datum supra.
1.Jacobs, Justitie en politie, 260.
2.Volgens Th.A.A.M. van Amstel, De heren van Amstel 1105-1378 (Hilversum 1999) passim, was Gerit, geboren omstreeks 1297 en overleden vóór 1351, een zoon van Jan I van Amstel.
3.GAHt, H. Geest 411. Van Amstel koppelt in De heren van Amstel, ald. 179-183) deze vermelding aan het huwelijk van Sofie van Amstel met Hendrik van der Schaut, maar de relatie met het huwelijk blijkt nergens uit. Wel is het aannemelijk dat de goederen die hij in cijns gaf uit de erfenis van zijn vrouw afkomstig waren.
4.Van Amstel, a.w. 204, zegt ‘om niet geheel opgehelderde redenen’, maar het was in de Late Middeleeuwen zeer gebruikelijk dat kinderen zich naar roemrijk voorgeslacht ook in de vrouwelijke lijn noemden. Een natuurlijke zoon Jan, niet genoemd in het boek van Van Amstel, wordt vermeld in een oorkonde van 26 februari 1366 (R. 1801, f. 101v.): Iohanni filio naturali quondam domini Gerardi de Ampstel. Deling van de goederen van Hendrik van der Schaut in september 1387 (R. 1177, f. 394v.).
5.R. 1180, blz. 349A: Gerardus de Amstel, Katherina eius soror et Iohannes filius Iohannis de Audehoes­den recognoverunt ipsos fore satisfactos de omnibus arrestagiis ipsis a quocumque tem­pore usque in hodiernum diem deficientibus, scilicet de xxvii aude grossos quos domina Katherina de Mordrecht ipsis ... esse? ... ex habitacione quondam Engberti Ludinc de Aggere. Mogelijk ging het hierbij om huurpenningen.
Hendrik van der Schaut is overleden vóór 9 februari 1368, zijn vrouw Sofie van Amstel na 11 december 1386.1 Van een familieband met de vroegere bezitter van de mansio, Engbrecht Luding van den Dijk, is mij niet gebleken.

Huurders?

In 1374 werd de mansio bewoond door Aart Dicbier, ridder. Op 12 oktober van dit jaar maakte hij daar zijn testament, waarbij hij een daarbij gelegen huis, de Kapel geheten, met de daartoe behorende weg en erven, vermaakte aan Liesbet weduwe van Jacob van Uden en haar kinderen.2 Het is dus niet ondenkbaar dat de mansio een eigen kapel heeft gehad, die vóór genoemde datum tot een woonhuis is gemaakt.3
Ook uit het testament van Aart Dicbier, opgemaakt ‘in genoemd woonhuis van genoemde wijlen Engbrecht Luding van den Dijk’, blijkt dat het complex van de mansio toen al in ontbinding was. De latere gegevens bevestigen dit. Uit een hierna te behandelen overdrachtsakte blijkt dat Aart Dicbier het huis De Kapel verkregen had van Gerit van Amstel, zoon van wijlen Hendrik van der Schaut, en van Jan van Oudheusden.4 Wellicht heeft Aart tevergeefs geprobeerd ook de mansio aan te kopen, maar zal hij genoegen hebben moeten nemen met huur. Denkbaar is dat hij tevoren het wél door hem verworven huis De Kapel heeft bewoond.5 Deze Aart Dicbier was waarschijnlijk degene die schepen van ’s-Hertogenbosch was in 1362/63 en 1368/69.6
Aangenomen mag worden dat hierna ook Hendrik van Moordrecht en zijn vrouw de mansio als huurders hebben bewoond. In 1382 worden zij als bewoners ver­meld.7 Katelijn zal tot haar dood het pand hebben bewoond; op 9 december 1412 wordt zij voor het eerst als overleden vermeld.8

Splitsing van de mansio

Op 3 juli 1403 droegen Jan Rover van den Laar, man van Katelijn dochter van wijlen Hendrik van der Schaut, en Jan van Oudheusden hun recht in een tuin van Hendrik
1.Van Amstel, a.w. 203.
2.GAHt, H. Geest 756: Item legavit dictus testator Elizabeth relicte quondam Iacobi de Uden et suis liberis domum suam et aream communiter die Capella vocatam, sitam in Buscoducis prope habitatio­nem dicti testatoris que quondam fuerat Engberti Ludinc de Aggere, cum viis et hereditatibus eidem domui die Capella vocate adiacentibus et ad hanc spectantibus atque cum ceteris suis attinentiis, prout dictus testator huiusmodi domum et aream die Capella vocatam cum dictis viis, hereditatibus et ceteris attinentiis acquisierat et prout in litteris super acquisitione earundem confectis plenius est expressum. ---. Acta fuerunt hec in Buscoducis in dicta habitatione dicti quondam Engberti Ludinc de Aggere.
3.Dat het de eerste kapel van de minderbroeders is geweest, zoals J. van der Vaart, ‘Het Lom­bardje’, w16-17, wil, lijkt me uiterst onwaarschijnlijk. Dit geldt overigens ook voor andere uitspraken van deze auteur. Sommige van zijn beweringen zijn zelfs aantoonbaar onjuist.
4.Zie hierna.
5.Zie hierna.
6.Jacobs, Justitie en politie, 259.
7.Zie hierna.
8.R. 1188, f. 43v.
over aan Katelijn natuurlijke dochter van heer Willem van der Aa, ridder. Deze tuin werd gesitueerd tegenover het woonhuis van Jan van den Dijk tussen erf van Jan van Engelen linnenwever, Aleid weduwe van Jan de Wilde en andere buren aan de ene zijde en tussen erf van vrouwe Katelijn weduwe van wijlen heer Hendrik van Moordrecht, aan de andere zijde. Naar de eerstgenoemde belenders toe bedroeg de lengte 43 voet (= 12,34 m) en aan de zijde van vrouwe Katelijn 42 voet (= 12,05 m). De breedte bedroeg overal 20 voet (= 5,74 m). De koopster en haar rechtsopvolgers mochten in hun bebouwing geen deur, vensters en toilet hebben aan de zijde van de weduwe Van Moordrecht. Gezien deze clausule en de breedte van 20 voet is van deze tuin waarschijnlijk een huiserf gemaakt,1 maar op 17 juli 1419 droeg Katelijn het betreffende recht - dus niet de tuin zelf - over aan Gerit van Vught.2
Op 31 augustus 1413 werd de mansio ‘waarin wijlen Katelijn weduwe van heer Hendrik van Moordrecht woonde’ met de daarbij behorende tuin gesplitst tussen Jan van Oudheusden en Jan Rover van den Laar, man van Katelijn dochter van wijlen Hendrik van der Schaut. Dit levert een gedetailleerd beeld van het complex op. De mansio werd gesitueerd tegenover de mansio van Jan van den Dijk achter erven van ‘eerstgenoemde Jan’ en zekere buren aan de ene zijde en tussen het water aan de andere zijde, strekkend van een steeg aldaar aan en tot aan erven van Aart Haak en zekere buren.
Aan Jan van Oudheusden vielen ten deel:
  • een deel van de grote zaal, dat strekte vanaf de keuken naar de voorste stijl van de grote kamer, aan de oostzijde 24 voet (6,89 m) breed en aan de westzijde 27 voet (7,75 m) in de lengte (zo staat het er);
1.R. 1183, f. 341v.-342: Iohannes Rover vanden Laer, maritus legitimus Katherine sue uxoris, filie quondam Henrici vander Schaut, et ipsa Katherina cum eodem tamquam cum tutore, et Iohannes de Audehoesden totam partem et ius eis competentes et competituras in quodam orto quondam Henrici vander Schaut, sito in Buscoducis in oppositum habitacionis Iohannis de Aggere inter hereditatem Iohannis de Engelen textoris lineorum, Aleydis relicte quondam Iohannis die Wilde et quorundam aliorum vicinorum ibidem ex uno et inter hereditatem domine Katherine relicte quondam domini Henrici de Mordrecht militis ex alio, tendente ab hereditate Katherine filie naturalisa domini Willelmi de Aa militis usque ad hereditatem dicte Katherine relicte dicti quondam domini Henrici de Mordrecht, et qui ortus continet in longitudine versus hereditatem dictorum Iohannis de Engelen et Aleydis et aliorum vicinorum ibidem xliii pedatas et in latere versus hereditatem dicte domine Katherine xlii pedatas in longitudine, et qui ortus ubique continet in latitudine xx pedatas, ut dicebant, hereditarie vendidit dicte Katherine filie naturali domini Willelmi de Aa militis --- salvo semper dictis venditoribus quod dicta emptrix nec? eius successores non? poterint umquam in edificiis in dicto orto edificandi facere vel habere hostium aut ianuam ac fenestras ac cloaca, scilicet in extremitate lateris et suis tenden.. versus hereditatem dicte domine Katherine relicte dicti quondam Henrici de Mordrecht. Testes Coptiten et Spyrinc. Datumb tercia post Petri, Pauli apostolorum.
 a Hs.: naturale. - b Hs. tweemaal: datum.
2.R. 1191, f. 151v. nw.: Dicta Katherina cum tutore totam partem et omne ius ad Iohannem dictum Rover vanden Laer, maritum et tutorem legitimum ut asserebat Katherine sue uxoris, filie quondam Henrici vander Schaut, et ad dictam Katherinam atque ad Iohannem de Audehoesden competentes et competituras in quodam orto quondam Henrici vander Schaut, sito in Buscoducis in oppositum habitacionis Iohannis de Aggere inter hereditatem Iohannis de Engelen textoris lineorum, Aleydis relicte quondam Iohannis die Wilde et quorundam aliorum vicinorum ibidem ex uno et inter heredita­tem domine Katherine relicte quondam domini Henrici de Mordrecht militis ex alio, tendente ab hereditate Katherine filie naturalis domini Willelmi de Aa militis usque ad hereditatem dicte domine Katherine relicte dicti domini quondam Henrici de Mordrecht militis, et qui ortus continet in latere versus hereditatem dicte domine Katherine xlii pedatas in longitudine et qui ortus continet ubique in latitudine viginti pedatas, quas partem et ius primodicta Katherina erga dictum Iohannem Rover, Katherinam eius uxorem et Iohannem de Audehoesden emendo acquisierat, prout in litteris, heredita­rie supportavit dicto Gerardo van Vucht.
  • de keuken met de daaraan liggende kelder en kamers boven de kelder en een toilet geheten een wardribbe bij de kamers boven het water;
  • een deel van de kleine kamer, welke kamer afhangt van de zaal aan de west­kant, namelijk het deel naar het noorden toe te meten vanaf het gebint ongeveer in het midden van de kleine kamer, samen met het gebint;
  • een deel van de stal aldaar, dat strekt van de keuken tot het overig deel van de stal, welk overig deel 16 voet (4,59 m) lang is;
  • een deel van de tuin naar het westen toe naast het erf van voornoemde Jan en andere buren aan de ene zijde en tussen daar geslagen palen aan de andere zijde, welk deel aan de kop te meten vanaf erf van Katelijn van der Aa tot een paal naast erf van genoemde Aart Haak geslagen 48 voet (13,78 m) breed is en aan het andere eind bij erf van voornoemde Jan 13 voet (3,73 m (sic)) breed, te meten vanaf erf van eerstgenoemde Jan naar het eerstgenoemde deel van de zaal.
Aan Jan Rover en Katelijn vielen ten deel:
  • het overige deel van de grote zaal, van de grote kamer, van de kleine kamer en van de stal, welk deel van de stal 16 voet (4,59 m) lang is;
  • het overige deel van de tuin naar het oosten toe, zoals het was afgepaald.
Dit alles onder de volgende voorwaarden:
  • Beide partijen zullen de helft van de hertogcijns betalen.
  • De ruimte geheten die plaetse (van?) de ingang tot de zaal zal worden verbreed vanaf het gebint van de kleine kamer tot een paal geplaatst naar de stal toe; de maat zal naar het westen toe in de genoemde tuin één voet bedragen vanaf het gebint, en deze ruimte zal aan eerstgenoemde Jan toebehoren.
  • De oude poort van de mansio zal worden afgebroken en partijen zullen hun eigen poort hebben zoals afgepaald; de ruimte tussen de oude poort en de nieuwe poorten zal gemeenschappelijk blijven en niet bebouwd worden.
  • Beide partijen zullen wederzijds de tuin beheymen (ommuren), eerstgenoemde Jan voor 62 voet (17,79 m) vanaf de paal bij het erf van Aart Haak lijnrecht naar het andere eind van de tuin; Jan Rover en Katelijn het ander deel.
  • Geen van beide partijen mag in die ommuring bomen planten tot schade van de ander.
  • Wanneer een van de partijen in zijn tuin of aan en op de ommuring wil bouwen, mogen er alleen glazen, niet te openen vensters worden geplaatst.
  • Geen van beide partijen mag naar het andere deel van de tuin toe een ander toilet plaatsen dan onder de grond, van stenen en met stenen gewelfd, geheten bewulft.
  • Partijen zullen die plaetse (van) de ingang van de zaal ommuren vanaf het gebint van de kleine kamer tot de daar geplaatste paal, namelijk eerstgenoemde Jan ter lengte van 27 voet (7,75 m) en Jan Rover en Katelijn de rest; hiervoor gelden ook de bepalingen van het planten van bomen, het bouwen en het plaatsen van vensters en toiletten als hiervóór.
  • Beide partijen zullen op gemenschappelijke kosten een muur of wand plaatsen in de zaal van beneden tot boven; hiermee zullen zij bevreedt ende gescheiden zijn en op gemeenschappelijke kosten die muur of wand onderhouden, maar wie breekt in de muur zal dit op eigen kosten herstellen.
  • De volgende voorwaarde is mij niet duidelijk geworden, omdat ik enkele woorden niet kan oplossen. Ik vertaal: ‘Wanneer het zou gebeuren dat een van de genoemde delers zijn deel van de genoemde kleine kamer en zijn deel van de genoemde stal en van de genoemde zaal zou verlaten (?), zodanig dat hij (?) zou vernietigen of dat hij de bebouwing op zijn deel staande zou willen verwijderen en niet zonder uitstel herbouwen, dat dan deze muren of gevels, zowel in de zaal als in de kleine kamer in de stal, geheel zullen toebehoren aan de overige (?) die zijn bebouwing van zijn delen (?) in passende indeling bewaart, list en bedroeg hierin uitgesloten, zodanig dat genoemde Jan Rover en Katelijn op hun kosten zullen aanbrengen (?) een prijzenswaardige muur of wand tussen de bovenste zolder van de genoemde grote kamer en tussen het voornoemde deel van de zaal dat aan Jan is toebedeeld’. Wellicht betekent dit dat wanneer een van par­tijen afstand doet van zijn aandeel, dit aandeel aan de andere partij zal toeko­men en hoe dit opgelost wordt.
  • Partijen mogen bouwen in en op de bestaande en toekomstige muren tot op de helft van die muren en die muren niet doorboren behalve dan door ze met ankers te doorsteken.
  • Wanneer eerstgenoemde Jan later wil bouwen en zijn kameren op de kelder en het toilet wil bevestigen met een stenen muur, mag hij dit op de voorschreven wijze doen en Jan van Oudheusden zal dan een stenen goot op de muur plaat­sen en mag niet hoger bouwen dan de grote kamer. De goot is gemeenschappe­lijk en moet door beide partijen onderhouden worden.
  • Jan van Oudheusden zal alle goten tot zijn deel behorend zo onderhouden dat Jan Rover en Katelijn daar geen schade van ondervinden.1

Het deel van Jan van Oudheusden

Het lijkt erop dat Jan van Oudheusden de andere helft in 1433 van de weduwe van Jan Rover heeft aangekocht, maar in 1464 is bij een uitwinning nog steeds sprake van de helft van de mansio van Jan van Oudheusden.2 Het is wel opmerkelijk dat over dit deel verder geen gegevens werden aangetroffen. Wellicht is de ligging zo vaag omschreven dat de fiches van de index elders zijn ondergebracht.

Het deel van Jan Rover

Op 4 september 1419 transporteerde Katelijn weduwe van Jan Rover de huisplaats (domistadium) van haar deel aan Willem Lu, zoon van wijlen Matheus Lu vleeshou­wer.3 Wellicht kan men uit de aanduiding huisplaats afleiden dat de bebouwing niet meer bestond. Waarschijnlijk is zij ten prooi gevallen aan de grote stadsbrand die ’s-Hertogenbosch op 28 juni 1419 heeft getroffen. Willem beloofde een cijns van 9 pond aan Katelijn.
In een niet afgewerkte schepenakte tussen akten van 12 april 1423 beloofde
1.Zie de bijlage.
2.Zie hierna.
3.R. 1191, f. 174v.-175: dicta Katherina relicta quondam Iohannis Rover predictus cum tutore domistadium dicte relique partis dicte magne aule atque magne camere atque relique partis parve camere atque relique partis dicti stabuli necnon reliquam partem dicti orti cum suis edificiis lapideis in eisdem consistentibus, prout ibidem site sunt et sibi mediante supradicta divisione hereditaria cesse­runt in partem, ut prefertur, hereditarie supportaverunt Willelmo Lu, filio quondam Mathei Lu carnificis.
Willem Lu aan Aart Haak vleeshouwer, Margriet Pauwels, Willem Huisman, Klaas Plaatmaker der Kijnder, Aleid dochter van wijlen Goiart Oveken, Korstien Geks, Jan van Engeland, Jan van Heze die becker, Celie Bux, Gerit van Vught, Aleid Heinkes, Matheus van Buttel en Aart Vos van Uden dat hij uit zijn deel van het complex de helft van de hertogcijns van 11 oude groten zou voldoen en de genoemden daarvan schadevrij zou houden. Het goed werd hierbij gesitueerd in de Zijl tegenover erf van Dirk de Lu, dat eertijds van Jan van den Dijk was.1 Al is de akte niet afgewerkt, er kan in samenhang van andere gegevens uit worden afgeleid dat de genoemden bezitters van delen van het oorspronkelijke complex waren. Verschillende van hen worden als zodanig in schepenakten genoemd.2
Aannemelijk is dat Willem Lu op en van de resten van de bebouwing weer een huis heeft gemaakt. Op 4 april 1433 droeg hij aan Jan van Oudheusden over een huis en erf tegenover de mansio van Jan van den Dijk tussen erf van Jan van Oud­heusden en tussen erf van wijlen Mechteld Aben, strekkend met het ene eind tot een steeg aldaar naar het water en met het andere eind aan een steeg van wijlen Luding van den Dijk.3 Waarschijnlijk heeft Jan van Oudheusden hierbij de restanten van beide helften weer in zijn bezit gekregen. Op 10 december verkocht hij een aldaar gelegen kamer met haar muren en dakdrup aan Deliaan dochter van wijlen Gerit Timmerman van Oss. De situering van deze kamer luidde: tegenover de mansio van Jan van Den Dijk tussen de openbare steeg naar het water aan de ene en een steeg van wijlen Luding van den Dijk aan de andere kant, strekkend van het overige erf van Jan van Oudheusden tot erf van Deliaan. Zij kreeg een gebruiksrecht in de steeg waar ook anderen gebruik van maakten.4
Ondanks deze desintegratie werd er in 1464 nog gesproken van de helft van de mansio. Deze werd toen uitgewonnen door mr. Gerit Hoornken wegens achterstal­lige betaling van een cijns van 4 pond en 10 schellingen, die Thomas van Mameren
1.R. 1193, f. 345v.: Willelmus Lu, filius quondam Mathei Lu, promisit super omnia michi ad opus Arnoldi Haeck carnificis, Margarete Pouwels, Willelmi Huysman, Nycolai Plaetmeker der Kijnder, Aleidis filie quondam Godefridi Oveken, Cristine Gex, Iohannis de Engelant, Iohannis de Heze die becker, Cecilie Bux, Gerardi de Vucht, Aleidis Heyntkens et ad opus Mathei de Buttel et Arnoldi Vos de Uden quos ipse medietatem hereditarie census xi grossorum antiquorum et duorum denariorum, quem censum dominus noster dux ex mansione seu integra hereditate quondam domine de Mor­drecht, postea domicelle Katherine de Amstel, filie quondam Henrici vanden Schaut, et Iohannis de Authuesden, sita in Buscoducis in vico dicto Zijl in opposito hereditatis Theoderici die Lu, que fuerat quondam Iohannis de Aggere, solvendum habet, exnunc deinceps perpetue sic solvet ex portione sua quam de dicta hereditate acceptaverat possidendum quod possessoribus pro tempore aliarum portionum dicte hereditatis integre dampna exinde non eveniant in futurum (niet afgewerkt).
2.Zie hierna.
3.R. 1203, f. 62v.: Willelmus Lu, filius quondam Mathei Lu, domum et aream sitam in Buscoducis in opposito mansionis quondam Iohannis de Aggere inter hereditatem Iohannis de Authuesden ex uno et inter hereditatem quondam Mechteldis Aben ex alio, tendentem cum uno fine ad stegam quandam ibidem ad aquam extendentem et cum alio fine ad stegam quondam Ludingi vanden Dijc, ut dicebat, hereditarie supportavit Iohanni de Authuesden.
4.R. 1208, f. 27: Iohannes de Authuesden, filius quondam Iohannis de Authuesden, quandam cameram cum suis stillicidiis, muris et attinentiis, sitam in Buscoducis in opposito mansionis quondam Iohannis de Aggere inter communem viculum ibidem ad aquam extendentem ex uno et inter quandam stegam quondam Ludingi vanden Dijc ex alio, tendentem ab hereditate reliqua dicti Iohannis de Authuesden ad hereditatem Delyane filie quondam Gerardi Tymmerman de Os, simul cum iure utendi dicta stega simul cum aliis hominibus ius in eadem stega habentibus, prout supradicta camera ibidem cum suis stillicidiis et attinentiis ibidem sita et constructa est, ut dicebat, hereditarie vendidit dicte Delyane.
op 24 januari 1413 van Jan van Oudheusden had verkregen.1 Op 13 oktober 1464 droeg Gerit Hoornken de helft van de mansio en een cijns van 4 pond en 10 schel­lingen, die Jan Hoornken van Jan van Oudheusden had verkregen - het gaat dus niet om de hierboven genoemde cijns - over aan Herman Koenen, zoon van Korsti­aan.2 Herman Koenen was in 1472/73 en 1478/79 schepen van ’s-Hertogenbosch.3
Hierboven werd al genoemd een cijns van 9 pond die Willem Lu aan Katelijn weduwe van Jan Rover had beloofd. Op 15 december 1429 droeg Helmich van Kambeek, man van Liesbet dochter van wijlen Gerit van Amstel, 20 schellingen uit deze cijns van 9 pond over aan Aart van Dinther, zoon van Jan Spiering van Dinther.4 Aart van Dinther was gehuwd met Katelijn dochter van Gerit van Amstel en dus een zwager van Helmich van Kambeek, zoals blijkt uit een niet afgewerkte schepenakte5 en uit een akte van 11 februari 1430, waarin hij 40 schellingen uit de cijns van 9 pond overdroeg aan Antonis zoon van wijlen Jordaan van Oeteren.6 Deze laatste droeg op 16 augustus 1430 vier pond uit de cijns van negen pond over aan de secretaris Marten van Someren, mogelijk ten behoeve van de minderbroe­ders. Van deze cijns had Antonis 40 schellingen van Jan van Amstel, zoon van wijlen Gerit, en 40 schellingen van Engbert van Amstel, zoon van wijlen Hendrik Stamer, verkregen.7 Gezien zijn achternaam zal ook deze Engbert een Van Amstel als voorouder gehad hebben. Jan van Amstel, zoon van wijlen Gerit, had op 20 juni 1430 alle roerende goederen en een half pond uit de cijns van negen pond aan Engbert van Amstel overgedragen.8 Op 18 oktober 1456 ten slotte droeg mr. Marten van Someren de vier pond uit de cijns van negen pond over aan Matheus Lu, zoon
1.R. 1188, f. 73; R. 1801, f. 71: Magister Gerardus Hornken fuit adiusticiatus ad medietatem cum suis attinentiis mansionis quondam Iohannis dicti vander Schaut, site in Buscoducis, in qua mansione dictus quondam Katherina de Mordrecht morari consueverat et decessit occasione defectus solucionis annui et hereditarii census quatuor librarum et decem solidorum monete, solvendi hereditarie mediatim nativitatis Iohannis et mediatim nativitatis Domini ex premissis, quem censum Thomas dictus de Mameren erga Iohannem de Authoesden emendo acquisierat, prout in litteris quarum data continet vicesimaquarta die mensis ianuarii anno Domini millesimo quadringentesimo duodecimo. Wat de datering betreft: 1412 volgens de gebruikelijke paasstijl is 1413 nieuwe stijl.
2.R. 1234, f. 155v.: Magister Gerardus Hoernken medietatem cum suis attinentiis mansionis quondam Iohannis vander Schaut, site in Buscoducis, in qua mansione domina quondam Katherine de Mordrecht morari consueverat et decessit, quam medietatem cum suis attinentiis mansionis predicte magister Gerardus erga Gerardum Moll de Driel per iudicem mediante sententia scabinorum in Buscoducis emendo acquisierat, prout in litteris; insuper hereditarium censum quatuor librarum et decem solidorum monete, solvendum hereditarie mediatim nativitatis Iohannis et mediatim nativitatis Domini de et ex medietate cum suis attinentiis mansionis predicte, quem censum magister Martinus de Zoemeren ad opus Iohannis Hoernken erga Iohannem de Authuesden acquisierat, prout in aliis litteris; hereditarie supportavit Hermanno Coenen, filio Cristiani.
3.Jacobs, Justitie en politie, 266-267.
4.R. 1200, f. 21.
5.R. 1200, f. 19-19v.
6.R. 1200, f. 57.
7.R. 1200, f. 263v. Onder de akte: Tradatur conventui fratrum minorum.
8.R. 1201, f. 336v.: Iohannes de Amstel, filius quondam Gerardi, quecumque bona parata, sibi de morte quondam Katherine de Amstel succesione advoluta; insuper et dimidiam libram monete heredi­tarii census ad eundem Iohannem de morte quondam Katherine predicte successione devolutam in hereditario censu novem librarum, quem censum novem librarum Willelmus Lu solvere promiserat quondam Katherine predicte hereditarie ex hereditatibus sitis in Buscoducis ad locum dictum die Zile, quas hereditates idem Willelmus erga Katherinam predictam ad censum acquisierat, ut dicebat, hereditarie supportavit Engberto de Amstel.
van wijlen Jan Lu vleeshouwer.1

Bezitters van de hele mansio:

Engbrecht Luding van den Dijk
??
Hendrik van der Schaut?
Gerit van Amstel, zoon van Hendrik van der Schaut, en Jan van Oudheusden
(bewoner 1374 Aart Dicbier?)
(bewoner 1382 Hendrik van Moordrecht en zijn vrouw Katelijn)
Jan van Oudheusden en Jan Rover van den Laar, gehuwd met Katelijn Hendriksdr. van der Schaut, 1413.08.31 deling

Bezitters van de ene helft:

Jan van Oudheusden

Bezitters van de andere helft:

Jan Rover en zijn vrouw Katelijn 1419.09.04 »
Willem Matheusz. Lu 1433.04.04 »
Jan van Oudheusden
??
schepenvonnis »
Gerit Hoernken 1464.10.13 »
Herman Korstiaansz. Koenen

Huis De Kapel

Op 7 juni 1382 droeg Gerit van Amstel, zoon van wijlen Hendrik van der Schaut, een cijns van 6 pond uit het huis De Kapel over aan Meus van Bergen snijder. Het goed werd hierbij gesitueerd over de Loefsbrug achterwaarts bij het woonhuis van wijlen Engbrecht Luding van den Dijk, in welk woonhuis toen Hendrik van Mordrecht, ridder, woonde. Tot het complex behoorde een tuin en een weg. Deze laatste strekte vanaf de openbare straat tot aan het huis. Aart Dicbier placht de cijns te betalen en na hem Liesbet weduwe van Jacob van Uden.2
Liesbet weduwe van Jacob van Uden schonk het huis die Capel met de weg die erbij hoorde op 11 juli 1405 aan Mechteld weduwe van Engbrecht Ludinc van Uden,
1.R. 1227, f. 9v.
2.GAHt, Loketkast II (Waterstraat): Gerardus dictus de Amstel, filius quondam Henrici dicti vander Schaut, annuum et hereditarium censum sex librarum monete pro tempore solutionis huiusmodi census in Buscoducis ad bursam communiter currentis, quem dictus Gerardus se solvendum habere dicebat anno quolibet hereditarie mediatim in festo nativitatis beati Iohannis Baptiste et mediatim in festo nativitatis Domini ex domo et area dicta communiter die Cappel, sita in Buscoducis ultra pontem dictum Loefbrugghe retrorsum ibidem contigue iuxta domum habitationis quondam Enghelberti dicti Ludinc de Aggere, in qua domo habitationis dominus Henricus de Mordrecht, miles, ad presens moratur, atque ex orto iuxta dictam domum die Cappelle vocatam sito et ad eandem per­tinente, necnon ex quadam via spectante ad dictam domum die Cappelle vocatam, sita ibidem et tendente a communi vico ibidem usque ad dictam domum die Cappele nuncupatam, et quem censum sex librarum dicte monete dominus quondam Arnoldus Dicbier, miles, dudum solvere consuevit et quem censum Elizabeth relicta quondam Iacobi de Uden solvere tenetur annuatim pro presenti, ut ipse dicebat, legitime et hereditarie vendidit Bartholomeo dicto Mons de Berghen sartori.
zoon van Liesbet, ten behoeve van Mechteld en haar kinderen. Het complex werd nu nader gesitueerd tussen erf van Aart Dicbier, ridder, en de Dieze, strekkend tot erven van Hendrik Meester en Hendrik van den Putte.1 De weg werd in een schepen­akte een steegje genoemd en gesitueerd naast erf van Aart Berwout, natuurlijke zoon van Aart Berwout. Het strekte zich uit vanaf de straat, hoogstwaar­schijnlijk de Waterstraat, naar ‘de kapel van wijlen Engbrecht Luding van den Dijk’.2
Jan zoon van Mechteld en van Engbrecht Ludinc van Uden verkocht het goed op 9 december 1412 aan Jan Zeris van Erp. Het was toen gelegen tussen erf van Aart Haak en erf van Klaas der Kinder de plaatmaker en strekte zich uit tot aan erf van wijlen vrouwe Katelijn van Moordrecht.3 Dirk van Driel, gehuwd met Hadewig dochter van wijlen Jan Zeris van Erp, transporteerde het goed op 28 mei 1416 aan Willem Lu, zoon van wijlen Matheus Lu, die ook ‘de helft’ van de mansio in zijn bezit had.4 Deze bleef kennelijk in gebreke met de betaling van de genoemde cijns van 6 pond, want in 1419 werd het goed uitgewonnen wegens niet-betaling van deze cijns en gerechtelijk toegewezen aan Gerit de Waal, zoon van wijlen Gijb, die het vervolgens overdroeg aan zijn zoon Meus de Waal. Hierna is het toch weer in het bezit geko­men van Willem Lu, die het goed op 12 augustus 1422 overdroeg aan Gerit van Eik, zoon van wijlen Gerit van Eik.5
1.R. 1184, f. 367v.-368: Elizabet relicta quondam Iacobi de Uden cum tutore domum et aream dictam communiter die Capel, que fuerat quondam Engberti Ludinc de Aggere, sitam in Buscoducis infra habitacionem dicti quondam Engberti Ludinc de Aggere inter hereditatem domini Arnoldi Dicbier militis ex uno et inter aquam ibidem dictam communiter die Dyese ex alio, tendentem ad hereditates Henrici Meester et Henrici vanden Putte, simul cum quadam via ad dictam domum et aream spectan­tem in omni longitudine et latitudine qua huiusmodi via ibidem est signata et ad predictam domum et aream dinoscitur pertinere, quam domum et aream simul cum via predicta prefatus dominus Arnoldus Dicbier militis! erga Gerardum de Amstel, filium quondam Henrici vander Schaut, et Iohannem de Audehoesden acquisierat, prout in litteris, et quam domum et aream cum via predicta ante dictus dominus Arnoldus Dicbier in eius testamento legaverat dicte Elizabet in statu viduetatis eiusdem Elizabet, ut dicebat, hereditarie dedit pura donacione Mechtildi relicte quondam Engberti dicti Ludinc de Uden, filii eiusdem olim eiusdem! Elizabet, ad opus eiusdem Mechtildis et liberorum eius ab ipsa et dicti quondam Engberto Ludinc de Uden pariter genitorum, supportavit.
2.Zie hierna.
3.R. 1188, f. 43v.: Iohannes filius quondam Engberti Ludinc domum et aream dictum die Capel ac ortum cum suis attinentiis quondam domini Arnoldi Dicbier militis, sitos in Buscoducis infra habitacio­nem quondam Engberti Ludinc de Aggere inter hereditatem dicti quondam domini Arnoldi ex uno et inter aquam ibidem dictam die Dyese ex alio, tendentes ad hereditates Henrici Meester et Henrici vanden Putte; insuper quandam viam ad predictam domum et aream spectantem, prout ibidem sita est et ad predictam domum et aream pertinere dinoscitur, quas domum et aream et viam dictus dominus Arnoldus erga Gerardum de Amstel, filium quondam Henrici vander Schaut, acquisierat ad censum et qui! nunc siti! sunt inter hereditatem Arnoldi Haeck ex uno et inter hereditatem Nycholai der Kijnder des plaetmekers ex alio, tendentes retrorsum ad hereditatem quondam domine Katherine de Mordrecht --- hereditarie vendidit Iohanni Zerijs de Erpe.
4.R. 1189, f. 365.
5.R. 1192, f. 150v.: Willelmus Lu, filius quondam Mathei Lu, domum et aream dictam die Cappel ac ortum cum suis attinentiis, sitos in Buscoducis iuxta habitacionem quondam Engberti Ludinc de Aggere inter hereditatem quondam domini Arnoldi Dicbier militis ex uno et inter aquam dictam die Diese ibidem fluentem ex alio, tendentes ad hereditatem Henrici Meester et Henrici vanden Putte atque quandam viam ad dictam domum spectantem ibidem sitam, que hereditates predicte nunc site sunt inter hereditatem Arnoldi Haeck et inter hereditatem Nycolai der Kijnder des plaetmekers, tendentes retrorsum ad hereditatem quondam domine Katherine de Mordrecht, quos domum, aream, ortum et viam cum suis attinentiis predictos idem Willelmus Lu erga Theodericum de Driel, maritum et tutorem Hadewigis sue uxoris, filie quondam Iohannis Serijs soen de Erpe, acquisierat, prout in litteris, hereditarie supportavit Gerardo de Eyck, filio quondam Gerardi de Eyck.

Bezitters De Kapel:

Engbrecht Luding van den Dijk
??
Hendrik van der Schaut?
Gerit van Amstel, zoon van Hendrik van der Schaut »
Aart Dicbier 1374.10.12 »
Liesbet weduwe Jacob van Uden
haar zoon (?) Jan Engbert Ludinc 1412.12.09 »
Jan Zeris van Erp
zijn dochter Hadewig, tr. Dirk van Driel, 1416.05.28 »
Willem Matheusz. Lu
1419 uitwinning door Gerit Gijbenz. de Waal »
zijn zoon Meus de Waal
??
Willem Matheusz. Lu 1422.08.12 »
Gerit Geritsz. van Eik

Een huisplaats van huis en erf

De eerste vermelding van dit complex is een niet afgewerkte akte die gedateerd moet worden tussen 3 en 6 april 1394. Hierin wilde Katelijn dochter van wijlen Hendrik van der Schaut haar recht op onder meer een cijns van 9 pond in pand geven aan Katelijn weduwe van wijlen Hendrik van Moordrecht, ridder. De cijns was door Aart van Diest, zoon van wijlen Hendrik van Mierbeek, beloofd aan Hendrik van der Schaut uit huis en erf in de steeg van van de Vughterstraat naar het woonhuis van wijlen Engbrecht Ludinc van den Dijk tussen een poort van Hendrik en tussen een leeg erf van Hendrik.1
Aart van Diest vervreemdde het goed aan Jan Jan Pauwelsz. van Heusden, met wie Jan Jan Pauwelsz. van Oudheusden, bezitter van de halve mansio, bedoeld is. Deze droeg het na de stadsbrand van 1419 op 16 december van dat jaar als ‘huis­plaats van een voormalig huis en erf’ over aan Gerit Vos, zoon van Aart Vos van Uden, Jan Jansz. Mughovel en Jan Hendriksz. van den Doren. De huisplaats was toen gelegen tussen een weg en erf van Jan van den Doren wever. De poort was dus veranderd in een weg. De huisplaats strekte zich uit van de straat tot erf van Jan Jan Pauwelsz. van Oudheusden. Naar de weg toe was de huisplaats 63½ voet (18,22 m) en aan de kant van Jan van den Doren 75¼ voet (21,60 m) breed, aan de
1.R. 1180, blz. 167: Katherina filia quondam Henrici vander Schaut cum tutore totam partem et omne ius sibi competentes pro presenti in hereditario censu novem librarum monete, quem Arnoldus de Dyest, filius quondam Henrici de Mierbeke, promiserat ut dicebat pre... se daturum et soluturum dicto Henrico vander Schaut hereditarie mediatim Iohannis et mediatim Domini ex domo et area sita in Buscoducis in viculo quodam tendente a vico Vuchtensi versus domum habitacionis quondam Eng­berti dicti Ludinc de Aggere inter quandam portam eiusdem Henrici ex uno latere et inter vacuam hereditatem predicti Henrici ex alio; atque ex hereditario censu quadraginta solidorum dicte monete, solvendo anno quolibet hereditarie terminis solutionis predictis ex omnibus et singulis bonis eiusdem Arnoldi, ubicumque locorum consistentibus sive sitis, quem censum xl solidorum dictus Arnoldus, filius dicti Henrici, simul cum predicta domo et area pro solutione dicti census novem librarum ad pignus imposuit (doorgehaald: prout in litteris, hereditarie supportavit domine Katherine relicte quondam domini Henrici de Mordrecht militis enz.) (hierna houdt de akte onafgewerkt op).
zijde langs de straat en het overig erf van Jan van Oudheusden mat het perceel 65½ voet (18,80 m). Ook het gebruik van genoemde weg behoorde ertoe. Naar Jan van Oudheusden toe mochten geen open vensters worden gezet en daar mochten geen toiletten worden geplaatst ‘waardoor een merkbare stank op het overig erf van eerstgenoemde Jan kan worden waargenomen’.
De drie genoemden splitsten de huisplaats drie dagen later, op 19 december 1419, in drie delen van elk 21 2/3 voet breed. Het deel naast de weg ging met het gebruik van de weg naar Gerit Vos, het middelste deel naar Jan van den Mughovel en het derde deel, aan de kant van Jan van den Doren, naar deze Jan van den Doren. Elk van hen verkocht een cijns uit zijn perceel, dat nu gesitueerd werd aan de Zijl.1 De grondstukken kunnen dus aan de Wolvenhoek hebben gelegen.
1.Iohannes filius quondam Iohannis de Hoesden filii Pauli domistadium olim cuiusdam domus et aree, situm in Buscoducis in viculo tendente a vico Vuchtensi versus domum habitacionis quondam Engberti Ludinc de Aggere, inter quandam portam Henrici vander Schaut ex uno et inter vacuam hereditatem iamdicti Henrici ex alio, quam domum et aream dictus Iohannes de Hoesden erga Arnoldum de Dyest, filium quondam Henrici de Myerbeke, acquisierat, prout in litteris, et quod domi­stadium nunc situm est inter quandam viam ibidem ex uno et inter hereditatem Iohannis vanden Doren textoris ex alio et tendit a communi vico ad hereditatem primodicti Iohannis, et continet in latere versus dictam viam lxiii½ pedatas et in latere iuxta hereditatis dicti Iohannis vanden Doren lxxv pedatas et quartam partem unius pedate, et in latere iuxta plateam ac in latere iuxta reliquam hereditatem? primodicti Iohannis utrobus lxv½ pedatas, simul cum iure ad dictum domistadium spectante in dicta via, ut dicebat, hereditarie supportavit Gerardo Vos, filio Arnoldi Vos van Uden, Iohanni Mughoevel, filio Iohannis Mughoevel, et Iohanni vanden Doren, filio quondam Henrici vanden Doren, ---, tali condicione quod dictus Gerardus, Iohannes et Iohannes in extremo dicti domistadii versus hereditatem primodicti Iohannis non poterunt ponere aliquas fenestras nisi cancellatas tam strictas quod aliquis per eas pervenire non poterit, intrare vel exire, et quod ipsi in dicto extremo non poterunt ponere cloacam vel latrinam per quam notabilis fetor super reliquam hereditatem primodicti Iohannis percipi potest, prout ipsi recognoverunt. Testes datum supra (= Berwout et Berwout. Datum xvi decembris).
 Dictus Gerardus Vos, Iohannes van Mughovel, filius Iohannis, et Iohannes vanden Doren, filius quondam Henrici, palam recognoverunt se divisionem hereditariam mutuo fecisse de dicto integro domistadio, ipsis ut dicebant esse supportato.
 Mediante qua divisione una tercia pars dicti domistadii, xxii? pedatas minus tercia parte dimidie pedate ante iuxta plateam et retro iuxta hereditatem Iohannis de Authoesden in latitudine continens, videlicet illa tercia pars quesita est contigue iuxta dictam viam simul cum iure utendi dicta via ac huiusmodi edificiis in dicta tercia parte consistentibus, ut dicebant, dicto Gerardo cesserunt (in)a partem ---. Datum xix decembris.
 Et mediante qua divisione media tercia pars dicti domistadii, xxii pedatas minus tercia parte dimidie pedate ante iuxta plateam et retro iuxta hereditatem Iohannis van Authoesden in latitudine continens, videlicet illa tercia pars que in medio eiusdem domistadii sita est, simul cum edificiis in eadem tercia parte consistentibus, ut dicebant, dicto Iohanni vanden Mughovel, filio Iohannis, cessit in partem, ---. Datum xix decembris.
 Et mediante qua divisione tercia pars dicti domistadii, xxii pedatas minus tercia parte dimidie pedate ante iuxta plateam et retro iuxta hereditatem Iohannis van Authoesden in latitudine continens, videlicet illa tercia pars que sita est iuxta hereditatem Iohannis vanden Doren textoris, ut dicebant, dicto Iohanni vanden Doren Henrics soen cessit in partem, ---. Datum supra.
 Dictus Gerardus Vos hereditarie vendidit Tyelmanno de Spina hereditarium censum trium librarum monete solvendum hereditarie Purificationis --- ex quadam hereditate sita in Buscoducis ad locum dictum Zyle inter quadam via ibidem ex uno et inter hereditatem Iohannis vanden Mughovel, filii Iohannis, ex alio, tendente a communi vico ad hereditatem Iohannis de Audehoesden, ut dicebat, ---. Datum supra.
 ---.
 Volgen ook vestigingen van cijnzen door de twee anderen, telkens gesitueerd ad locum of vicum dictum Zyle).
 a Ontbreekt.

Bezitters:

Hendrik van den Schaut ten erfcijns? »
Aart van Diest, zoon van Hendrik van Mierbeek »
Jan Jan Pauwelsz. van Heusden huisplaats 1419.12.16 »
Gerit Aartsz. Vos van Uden, Jan Jansz. Mughoevel en Jan Hendriksz. vanden Doren
hierna splitsing in drie delen

Eerste derde deel

Op 9 februari 1425 verkocht Gerit Vos zijn derde deel aan Goiart van Bruheze,1 zoon van Aart van Bruheze, die het vervolgens, met een stukje tuin dat Jan van Oudheus­den had overgedragen aan Goiart,2 op 21 oktober 1433 overdroeg aan Ermgard dochter van wijlen Frank Croeck.3
Bij de deling van de mansio had Jan van Oudheusden het westelijk deel van de tuin verkregen. Hiervan had hij een stukje, gelegen tussen erf van Jan zelf en erf van Gerit van Eik, strekkend van een weg genomen uit de mansio naar erf van Aleid Heinkes, overgedragen aan Goiart van Bruheze. Deze laatste droeg het op 21 oktober 1433 met het hierboven genoemde derde deel van een huisplaats over aan Ermgard dochter van wijlen Frank Croeck.4

Bezitters:

Gerit Vos 1425.02.09 »
Goiart Aartsz. van Bruheze 1433.10.21 »
Ermgard Franksdr. Croeck

Tweede derde deel


Bezitters

Jan Jansz. van den Mughovel
1.R. 1195, f. 154.
2.Zie hierna.
3.R. 1204, f. 5v.-6.
4.R. 1204, f. 5v.-6: et cum primodictus Iohannes de Audehoesden quandam partem orti sumpta de supradicta parte eiusdem orti dicto ut premittitur in partem cessa, que pars orti de supradicta parte orti sumpta sita est inter dictam hereditatem olim Iohannis primodicti ex uno et inter hereditatem Gerardi de Eyck ex alio et tendit a quadam via ibidem sumpta et ordinata de primodicta mansione ad heredi­tatem Aleydis Heynkens, simul cum omnibus et singulis conventionibus et condicionibus inter dictum Iohannem de Audehoesden et Iohannem Rover et Katherina factis et ordinatis iuxta continentiam dictarum litterarum atque inter eundem Iohannem de Audehoesden et dictam Aleydem necnon inter sepedictum Iohannem de Audehoesden et Godefridum Vos, filium Arnoldi Vos, Iohannem Mughoevel et Iohannem vanden Doren, filium quondam Henrici vanden Doren, factis et ordinatis iuxta continen­tiam litterarum inde confectarum hereditarie, vendidisset Godefrido van Bruheze --- dictus Godefridus de Bruheze supradictam partem orti atque terciam partem domistadii cum iure utendi via predicta et terciam partem dicte pactionis dicto Gerardo ...a hereditarie supportavit Ermgardi filie quondam Franconis Croeck.
 a Gedeelte onleesbaar.

Derde derde deel

Wellicht is van dit derde deel sprake in een schepenakte van 10 april 1428, waarin Jan Meynart, zoon van wijlen Jan Meynart, man van Mette Bevers, weduwe van Jan van den Doren, het vruchtgebruik in de helft van onder meer huis, erf en tuin in de straat van de Vughterstraat naar het woonhuis van Engbrecht Luding van den Dijk tussen erf van Willem Mughoevel en erf van heer Hubrecht, priester, natuurlijke zoon van wijlen Marcelis uter Wagen. Mogelijk is met Willem Mughoevel Jan Mug­hoevel bedoeld. Het ging om de helft van huis, erf en tuin die Margriet van den Doren van haar broer Jan van den Doren had geërfd en na de dood van Mette Bevers aan Margriet zou vererven. De man van Margriet, Dirk zoon van wijlen Dirk Verkijnhuys (?), droeg die helft vervolgens over aan genoemde Jan Meynart.1

Bezitters:

Jan Hendriksz. van den Doren
zijn zuster Margriet helft »
Mette Bevers x Jan Jansz. Meynart vruchtgebruik helft 1428.04.10 »
Margriet x Dirk Dirksz. Verkijnhuys (?) helft »
Jan Meynart

Een huisplaats van 20 voet breed en 40 voet lang

Op 18 maart 1371 beloofden Jan Rijselken timmerman en zijn vrouw Aleid van Hees aan Gerit van Amstel een cijns van drie pond uit een huisplaats in de straat van de Loefsbrug naar de Huls (Sint-Jorisstraat) tussen erf van Jan van den Doren, schoonzoon van Ginte van Os, en erf van Gerit van Amstel, zoon van Hendrik van der Schaut.2 Later kwam deze huisplaats in bezit van Aart Grootart, zoon van wijlen
1.R. 1198, f. 199: Iohannes Meynart filius quondam Iohannis Meynart, maritus legitimus et tutor Mette Bevers sue uxoris, relicte quondam Iohannis vanden Doren, usufructum sibi ut dicebat compe­tentem in medietate domus, aree et orti, sitorum in Buscoducis in vico tendente a vico Vuchtensi versus domum habitationis quondam Engberti Ludinc de Aggere inter hereditatem Willelmi Mughoevel ex uno et inter hereditatem domini Huberti presbiteri?, filii naturalis quondam domini Marselii uter Wagen, canonici monasterii de Everbode, ex alio, tendente a communi vico ad hereditatem Godefridi de Bruheze, ut dicebat; insuper usufructum ut dicebat competentem in quibuscumque aliis bonis mobilibus et immobilibus, hereditariis atque paratis, in quibus dictus quondam Iohannes vanden Doren decesserat, ubicumque locorum infra muros opidi de Buscoducis consistentibus sive sitis, ut dicebat, in illa scilicet medietatem domus, aree et orti predictorum necnon in bonis predictis que per mortem quondam Iohannis vanden Doren ad Margaretam sororem dicti quondam Iohannis iure succesionis hereditarie devolute sunt et que per et post mortem dicte Mette Bevers ad eandem Margaretam iure successionis hereditarie sunt devolvende, ut dicebat legitime supportavit Margarete predicte ---.
 Notum sit universis quod cum ita actum esset, constitutus igitur coram scabinis infrascriptis Theoderi­cus filius quondam Theoderici Verkijnhuys? tamquam maritus legitimus dicte Margarete sue uxoris, et ipsa cum eodem tamquam tutore, supradictam medietatem domus, aree et orti predictorum necnon bona predicta hereditarie supportavit Iohanni Meynart predicto.
2.R. 1800, f. 32v. (1421): Matheus van Bottel fuit adiusticiatus ad domistadium situm in Buscoducis in vico tendente a ponte dicto Loefs brugghe versus vicum dictum Huls inter hereditatem Iohannis de Doren, generi Gynte de Os, ex uno et inter hereditatem Gerardi de Amstel, filius quondam Henrici vander Schaut, ex alio, quod domistadium continet in latitudine viginti pedatas et in longitudine quadraginta pedatas, occasione defectus solutionis hereditarii census trium librarum monete, quem
Lambrecht van Engeland, die haar transporteerde aan Katelijn natuurlijke dochter van Michiel van Zweensbergen. Deze droeg haar op 4 mei 1417 over aan Willem van Hamvelt spoormaker. Een week later, op 11 mei, transporteerde deze de huis­plaats aan Hendrik van den Doren, zoon van wijlen Hendrik van den Doren.1 Op 19 juli van hetzelfde jaar deed Willem spoormaker afstand van de cijns van drie pond, die Wilem van Hamvelt - waarschijnlijk zijn vader - van Jan Rover, zoon van wijlen Jan Rover van den Laer, en van Jan Rovers vrouw Katelijn, dochter van Hendrik van der Schaut gekocht had, aan zijn broer Gerit van Hamvelt. Op 30 juli droeg deze de cijns over aan Matheus van Buttel, zijn zwager.2
In 1421 verkreeg deze laatste de huisplaats bij schepenvonnis.3 Matheus gaf de huisplaats vervolgens op 28 januari 1435, met de cijns van drie pond, voor drie pond en tien schellingen per jaar in erfelijke cijns aan Hendrik Vos, zoon van wijlen Aart Noye.4 Deze droeg de huisplaats en de cijns van drie pond op 16 december 1437
 censum Iohannes dictus Rijsselken carpentator et Aleydis de Hees eius uxor promiserant se daturos et soluturos dicto Gerardo de Amstel, prout in litteris quarum data continet feria tertia post dominicam qua cantatur Letare Iherusalem anno Domini millesimo CCCmo septuagesimo.
1.R. 1190, f. 166v.: Katherina filia naturalis Mychaelis de Zweensbergen cum tutore domistadium situm in Buscoducis in vico tendente a ponte dicto Loefs brugge versus vicum dictum Huls inter hereditatem Iohannis de Doernen, generi Gynte de Os, et inter hereditatem Gerardi de Amstel, filii quondam Henrici vander Schaut, supportatum dicte Katherine ab Arnoldo Groetart, filio quondam Lamberti de Engelant, prout in litteris, hereditarie supportavit Willelmo van Hamvelt calcariatori ---. Datum quarta die maii, feria tercia post Iubilate.
 Dictus Willelmus premissa hereditarie supportavit Henrico vanden Doren, filio quondam Henrici vanden Doeren ---. Datum xi maii, feria tercia post Cantate.
2.R. 1190, f. 221: Willelmus Calcariator, filius quondam Willelmi van Hamvelt calcariatoris, super hereditario censu trium librarum monete, quem Iohannes Rijsselken carpentator et Aleydis de Hees eius uxor promiserant se soluturum Gerardo de Amstel, filio quondam Henrici vander Schaut heredita­rie mediatim nativitatis Iohannis et mediatim nativitatis Domini ex domistadio sito in Buscoducis in vico tendente a ponte dicto Loefsbrugge versus vicum dictum Huls, quem censum dictus Willelmus van Hamvelt erga Iohannem Rover, filium quondam Iohannis Rover vanden Laer et Katherinam eius uxorem, filiam dicti quondam Henrici vander Schaut, emendo acquisierat, prout in litteris, et super iure michi ad opus Gerardi van Hamvelt sui fratris, filii dicti quondam Willelmi van Hamvelt, renunciavit ---. Datum supra (xix iulii).
 Dictus Gerardus dictum censum trium librarum hereditarie supportavit Matheo van Buttel, suo sororio ---. Datum penultima iulii.
 In een niet afgewerkte akte van 19 of 20 februari 1451 wilde Goiart man van Heilwig dochter van wijlen Matheus van Buttel de helft in beide cijnzen overdragen aan haar broer Hendrik Matheusz. van Buttel (R. 1221, f. 61).
3.R. 1800, f. 32v.: Matheus van Bottel fuit adiusticiatus ad domistadium situm in Buscoducis in vico tendente a ponte dicto Loefs brugghe versus vicum dictum Huls inter hereditatem Iohannis de Doren, generi Gynte de Os, ex uno et inter hereditatem Gerardi de Amstel, filius quondam Henrici vander Schaut, ex alio, quod domistadium continet in latitudine viginti pedatas et in longitudine quadraginta pedatas, occasione defectus solutionis hereditarii census trium librarum monete, quem censum Iohannes dictus Rijsselken carpentator et Aleydis de Hees eius uxor promiserant se daturos et soluturos dicto Gerardo de Amstel, prout in litteris quarum data continet feria tertia post dominicam qua cantatur Letare Iherusalem anno Domini millesimo CCCmo septuagesimo ---.
4.R. 1205, f. 32v.: Matheus van Buttel domistadium domistadium situm in Buscoducis in vico tendente a ponte dicto Loefsbrugge versus vicum dictum Huls inter hereditatem Iohannis de Doren, generi Gynte de Os, ex uno et inter hereditatem Gerardi de Amstel, filii quondam Henrici vander Schaut, ex alio, quod domistadium continet in latitudine viginti pedatas et in longitudine quadraginta pedatas, quod domistadium dictus Matheus erga Hubertum de Horwijnen per iudicem mediante sententia scabinorum in Buscoducis emendo acquisierat, prout in litteris; item hereditarium censum trium librarum monete, solvendum hereditarie ex domistadio predicto, quem censum dictus Matheus erga Gerardum van Hamvelt, filium quondam Willelmi van Hamvelt calacariatoris, acquisierat, prout in
over aan Jan zoon van wijlen Aart Vogeler van Vught1 en deze op zijn beurt op 12 juni 1439 weer aan Hendrik Vos, zoon van wijlen Aart Noye.2 Deze transporteerde huisplaats en cijns op 7 december 1445 aan Aart Befken, zoon van wijlen Willem Befken.3 Aarts zoon Daneel transporteerde de huisplaats en de cijns van drie pond op 25 juni 1464 aan Antoon van Oeffel, zoon van wijlen Jacob van Oeffel. De huis­plaats werd toen gesitueerd tussen erf van Jan van Bruheze en erf van Willem Nuweert en zijn kinderen, strekkend van erf van Rover de Slotenmaker tot erf van Matheus Lu. Op dezelfde dag deel ook Willem zoon van wijlen Aart Befken afstand van zijn recht.4
In 1482 werd het huis en erf van Antoon van Oeffel in de Zijl tussen erf van Jan van Bruheze voorspreker en erf van Rover de Slotenmaker, strekkend van de straat tot erf van Matheus Lu vleeshouwer, gerechtelijk toegewezen aan Hendrik Brede­baert, die het goed overdroeg aan ‘Gestel’, wegens een achterstallige cijns die Antoon op 2 januari 1465 (nieuwe stijl) aan Aart Stamelart, zoon van wijlen Hendrik, beloofd had.5 Waarschijnlijk werd het goed op 22 maart 1482 verkocht aan Wouter van Beerze. Het goed werd nu gesitueerd after dWilt Verken tussen erf van Michiel van Eik arts en erf van Dirk zoon van wijlen Rover Slotenmaker, strekkend van de openbare straat tot erf van Herman Koenen.6
 aliis litteris, dedit ad hereditarium censum Henrico Vos, filio quondam Arnoldi Noye --- pro hereditario censu trium librarum et decem solidorum monete, dando sibi ab anno hereditarie mediatim nativitatis Iohannis et mediatim nativitatis Domini ex premissis.
1.R. 1208, f. 28v.
2.R. 1209, f. 95v.
3.R. 1216, f. 18v.
4.R. 1233, f. 177: Daniel filius quondam Arnoldi Befken, filii quondam Willelmi Befken, domistadium situm in Buscoducis in vico tendente a ponte dicto Loefsbrugge versus vicum dictum Audenhuls inter hereditatem Iohannis de Doren, generi Gynte de Os, ex uno et inter hereditatem Gerardi de Amstel, filii quondam Henrici vander Schaut, ex alio, quod domistadium continet in latitudine viginti pedatas et in longitudine quadraginta pedatas; item hereditarium censum trium librarum monete, solvendum hereditarie ex domistadio predicto, quos domistadium et censum predictos Arnoldus Befken, filius quondam Willelmi Befken, erga Henricum Vos, filium quondam Arnoldi Noye, acquisierat, prout in litteris, et quod domistadium nunc situm est ibidem inter hereditatem Iohannis de Bruheze ex uno et inter hereditatem Willelmi Nuweert et eius liberorum ex alio, tendens ab hereditate dicti! Roveri die Sloetmeker ad hereditatem Mathei Lu, ut dicebat, hereditarie supportavit Anthonio de Oeffel, filio quondam Iacobi de Oeffel ---. Datum xxv iunii.
 Willelmus Befken, filius quondam Arnoldi Befken predicti, super premissis et iure hereditarie renuncia­vit ---. Testes, datum supra.
5.R. 1801, f. 360: Henricus Bredebaert, potens ad infrascripta ut dicebat, fuit adiusticiatus ad domum et aream Anthonii de Oeffel, sitam in Buscoducis in vico dicto die Zijlle inter hereditatem Iohannis de Bruheze prelocutoris ex uno et inter hereditatem Roveri die Sloetmeker ex alio, tendentem a dicto vico ad hereditatem Mathei Lu carnificis, occasione defectus solutionis hereditarii census decem librarum monete, solvendi hereditarie nativitatis Iohannis Baptiste ex premissis, quem censum Arnoldus Stamelart, filius quondam Henrici, erga dictum Anthonium de Oeffel emendo acquisierat, prout in litteris quarum data continet secunda die mensis ianuarii anno Domini millesimo quadringen­tesimo sexagesimoquarto. Et supportavit Gestel. Et proclamavit primo, 2o, 3o.
6.R. 1801, f. 362: Et vendetur dumtaxat domus et area cum suis attinentiis olim dicti Anthonii de Oeffel, sita in Buscoducis ad vicum dictum after dWilt Verken inter hereditatem magistri Michaelis de Eyck medici ex uno et inter hereditatem Theoderici filii quondam Roveri Sloetmeker ex alio, tendens a communi platea ad hereditatem Hermanni Coenen, ut dicebat.
 Et vendidit Woltero de Beerze, salva eidem Woltero sua hereditaria pactione duorum modiorum siliginis quam idem Wolterus exinde solvendam habet, ut dicebat. Testes Steenwech, Hoevel, Scilder et Zweders. Datum vicesima secunda marcii, sexta post Letare.

Bezitters:

Gerit van Amstel in erfelijke cijns »
Jan Rijselken timmerman en zijn vrouw Aleid van Hees
Aart Grootart, zoon van wijlen Lambrecht van Engeland »
Katelijn natuurlijke dochter van Michiel van Zweensbergen 04.05.1417 »
Willem van Hamvelt spoormaker
bij schepenvonnis (1421) Matheus van Buttel 28.01.1435 »
Hendrik Vos, zoon van wijlen Aart Noye 16.12.1437 »
Jan zoon van wijlen Aart Vogeler van Vught 12.06.1439 »
Hendrik Vos, zoon van wijlen Aart Noye, 7.12.1445 »
Aart Befken, zoon van wijlen Willem Befken
Daneel zoon van wijlen Aart Befken, zoon van wijlen Willem Befken, 25.6.1464 »
Antoon van Oeffel, zoon van wijlen Jacob van Oeffel
bij schepenvonnis (1482) aan Gestel 22.03.1482 »
Wouter van Beerze

Nog een huisplaats van 20 voet breed en 40 voet lang

Al ver vóór 1399 moet Hendrik van der Schaut een huisplaats van 20 voet breed en 40 voet lang in erfelijke cijns hebben gegeven aan Hendrik de Rode steensnijder. Dit blijkt uit een schepenakte van 9 december 1413. Deze huisplaats werd gesitueerd in de steeg van het woonhuis van wijlen Engbrecht Ludinc van den Dijk naar het woonhuis van de vrouwe van Lake naast erf van Hendrik tegenover het huis van Boxtel. Het perceel werd uitgegeven voor 3 pond en 16 penningen. Hierna vererfde het complex voor de helft aan Hendrik van Rodes broers en zusters, kinderen van Gerit Udemans van Nistelre. De broers en zusters Gerit, Udeke, Heilwig en Liesbet verkochten de helft ervan aan Jan de Klerk van Huesselingen. Het goed werd hierbij gesitueerd achter de boomgaard van Engbrecht Luding van den Dijk tussen erf van Gijsbrecht van Mierbeek en erf van wijlen Hendrik van der Schaut. Jan van Vormen (?) verkocht de andere helft, die hij van zijn zuster Bele, de vrouw van Hendrik Steensnijder, had geërfd, aan Jan de Klerk. Opmerkelijk is dat in de voorlaatste akte sprake is van huis en erf en in laatstgenoemde van een erf.
Beatrix Cuper, weduwe van Jan de Klerk, droeg het huis en erf over aan Aart van Vilvoorde, deze verkocht het vervolgens op 2 januari 1399 aan Jan zoon van wijlen Hendrik van den Doren1 en laatstgenoemde aan Aart Vos, zoon van wijlen Gerit Vos van Uden.
Op 9 december 1413 werd weer gesproken van een huisplaats (domistadium). Toen werd vastgesteld dat dit erf breder was dan 20 voet, waarna Jan van Oud­heusden en Jan Rover van den Laar als man van Katelijn dochter van Hendrik van der Schaut dit meerdere deel met de cijns van 16 penningen alsnog overdroegen aan Aart Vos.2
1.R. 1181, blz. 246: Iohannes filius quondam Henrici vanden Doeren domum et aream sitam in Buscoducis retro pomerium quondam Engberti dicti Ludinc de Aggere inter hereditatem Ghiselberti de Mierbeke ex uno et inter hereditatem Henrici vander Schaut ex alio, venditam sibi ab Arnoldi de Vilforden, prout in litteris, hereditarie vendidit Arnoldo Vos, filio quondam Gerardi Vos de Uden.
2.R. 1188, f. 302v.-303: Notum sit universis quod cum Henricus vander Schaut quoddam domistadium ad se spectans, viginti pedatas in latitudine et quadraginta pedatas in longitudine continens, situm in Buscoducis in viculo tendente a domo habitacionis Engberti quondam Ludinc de Aggere

Bezitters:

Hendrik van der Schaut in erfelijke cijns »
Hendrik de Rode steensnijder
zijn erfgenamen helft »
Jan de Klerk van Huesselingen
zijn weduwe Beatrijs »
Aart van Vilvoorde »
Jan Hendriksz. van Doren 1399.01.02 »
Aart Vos (1413.12.09)

Nog een huisplaats van deze afmetingen

Een andere huisplaats van 20 voet breed en 40 voet lang was droeg Hendrik van Haren vleeshouwer over aan Hendrik van Huessen. Zijn weduwe Aleid droeg op 26 augustus 1419 haar vruchtgebruik over aan haar schoonzoon Dirk Schouderman, die het goed op 29 augustus transporteerde aan Hendrik van den Doren, zoon van wijlen Hendrik. Op 26 augustus werd het omschreven als huisplaats tegenover de woning van wijlen de heer van Boxtel, toen van Jan van den Dijk of zijn erfgenamen, tussen erf van wijlen Lodeke van Geldrop en erf van Jan Rijsselken. Op 26 of 29 augustus 1419 droeg Aleid ook nog de helft van een stukje tuin van wijlen heer Hendrik van Moordrecht, ridder, over aan Hendrik Hendriksz. van den Doren. Dit stukje tuin was 42 voet lang en lag achter de erven van Aart Vos van Uden, wijlen Jan Rijssel(ken) en Aleid zelf aan de ene zijde en de rest van de tuin van wijlen heer Hendrik aan de andere zijde, strekkend van het erf van Jan van Oudheusden tot erf van Katelijn natuurlijke dochter van heer Willem van der Aa, ridder. Het stukje was
 versus domum habitacionis domine de Lake contigue iuxta hereditatem predicti Henrici vander Schaut in opposito domus de Bucstel, prout dictum domistadium ibidem situatum est et limitatum, dedisset ad hereditarium censum Henrico die Rode lapicide pro hereditario censu trium librarum et sedecim denariorum monete, prout in litteris; et cum deinde Gerardus, Udekinus, Heylwigis et Elisabeth pueri quondam Gerardi Udemans soen de Nysterle medietatem ad ipsos spectantem in domo et area sita in Buscoducis retro pomerium quendem Engberti Luding de Aggere inter hereditatem Ghiselberti de Mierbeke ex uno et inter hereditatem quondam Henrici vander Schaut ex alio, quam medietatem dictis Gerardo, Udekino, Heylwigi et Elisabeth de morte quondam Henrici Lapicide predicti eorum fratris successionis advolutam fuerat, hereditarie vendidisset Iohanni die Clerc de Huesselingen, prout in litteris; et deinde Iohannes de Vormen? medietatem ad se spectantem cuiusdam hereditatis site in Buscoducis in opposito domus de Bucstel inter hereditatem dicti Ghiselberti ex uno et inter heredita­tem dicti quondam Henrici vander Schaut ex alio, dicte Iohanni de morte quondam Bele sue sororis, uxoris quondam Henrici Lapicide predicti successionis advolutam, hereditarie vendidisset dicto Iohanni die Clerc, prout in litteris; et deinde Beatrix Cuper, relicta quondam dicti Iohannis die Clerc, dictam domum et aream hereditarie supportasset Arnoldo de Vilforden, prout in litteris; et deinde dictus Arnoldus dictam domum et aream hereditarie vendidisset Iohanni filio quondam Henrici vanden Doren, prout in litteris; et deinde dictus Iohannes dictam domum et aream hereditarie vendidisset Arnoldo Vos, filio quondam Gerardi Vos de Uden, prout in litteris; et cum iam actu inventum est dictum domi­stadium, prout ipsum ad dictum Arnoldum Vos ad presens pertinet, in sua latitudine plus continere quam viginti pedatas, ut dicebatur, constituti igitur coram scabinis infrascriptis Iohannes de Authoesden et Iohannes Rover vanden Laer, maritus legitimus Katherine sue uxoris, filie dicti quondam Henrici vander Schaut, et dicta Katherina cum dicto Iohanne eius marito tamquam cum suo tutore, illud plus quod inventum est dictum domista­dium magis continere in sua latitudine, atque dictum hereditarium censum sedecim denariorum predicte monete, nunc ad se spectantem ut dicebant, hereditarie supportaverunt dicto Arnoldo Vos.
aan het eind bij Katelijn 40 voet breed en 39 voet aan het andere eind bij het erf van Jan van Oudheusden. Aleid had dit stukje verkregen van Jan van Oudheusden en Jan Rover van den Laar als man van Katelijn dochter van wijlen Hendrik van der Schaut. Dirk Schouderman deed afstand van zijn recht op de helft van dit stukje tuin.1
Het lijkt erop dat deze huisplaats weer in bezit van de erfgenamen van Hendrik van Huessen is gekomen. Op 23 december 1428 droeg Dirk zoon van wijlen Aart de Verre, man van Wendelmoed dochter van wijlen Hendrik van Huessen, de huis­plaats, toen met bebouwing, over aan Liesbet weduwe van Dirk Nobel gedurende haar leven en na haar dood aan hun beider kinderen mr. Dirk, Jan en Geertruid. Ook de helft van de tuin werd toen mee overgedragen en verder nog een stukje erf.2
1.Dicta Aleydis cum tutore medietatem particuli orti domini quondam Henrici de Mordrecht militis, que particula continet xlii pedatas in longitudine et sita est in Buscoducis retro hereditates Arnoldi Vos de Uden et quondam Iohannis dicti Rijssel et Aleidis predicte ex uno et inter reliquam hereditatem seu ortum domini quondam Henrici predicti ex alio, tendens ab hereditate Iohannis de Authuesden ad hereditatem Katherine filie naturalis domini Willelmi de Aa militis, et que particula orti continet in fine iuxta hereditatem iamdicte Katherine xl pedatas in latitudine et trigintanovem pedatas vel circiter in latitudine in reliquo fine iuxta hereditatem Iohannis de Authoesden, quam medietatem particule orti dicta Aleidis erga Iohannem de Authoesden et Iohannem dictum Rover vanden Laer, maritum et tutorem Katherine sue uxoris, filie quondam Henrici vander Schaut et erga dictam Katherinam acqui­sierat, prout in litteris, hereditarie supportavit Henrico vanden Doren, filio quondam Henrici ---. Quo facto dictus Theodericus Scouderman super dicta medietate particule orti et iure ad opus eiusdem Henrici renunciavit.
2.R. 1199, f. 9v.-10: Theodericus filius quondam Arnoldi die Verre, maritus et tutor legitimus ut asserebat Weyndelmoedis sue uxoris, filie quondam Henrici de Huessen, quoddam domistadium situm in Buscoducis in opposito habitacionis quondam domini de Bucstel, postea ad Iohannem de Aggere spectantis, inter hereditatem quondam Lodekini de Gheldorp ex uno et inter hereditatem Iohannis dicti Rijsschelken ex alio, quod domistadium predictum continet viginti pedatas in latitudine et quadraginta pedatas in longitudine, et quod domistadium dictus quondam Henricus de Huessen erga Henricum de Haren carnificem acquisierat, simul cum edificiis in eodem consistentibus, ut dicebat, hereditarie vendidit Elisabeth relicte quondam Theoderici Nobel, ab eadem quoadvixerit ipsa et post eiusdem decessum magistro Theoderico Nobel, Iohanni et Gertrudi, liberis dicte Elisabeth et quondam Theoderici ... predictorum, ab ipsa et dicto quondam Theoderico Nobel pariter genitis, iure hereditario habendum et possidendum ---. Datum xxiii decembris.
 Predictus Theodericus particulam hereditatis sitam in Buscoducis apud vicum dictum Zile in hereditate que fuerat quondam Henrici vanden Schaut retro hereditates Aleydis de Huessen, Arnoldi Noyen et Katherine vanden Doren inter hereditatem reliquam Iohannis de Authuesden versus orientem ex uno et inter hereditatem Gerardi de Vucht ex alio, tendentem ab hereditate Willelmi Lu predicti, quadra­gintaduas pedatas minus tercia parte unius pedate iuxta hereditatem Arnoldi Noyen en Katherine vanden Doren predictorum et iuxta reliquam hereditatem Aleydis predicte quinquaginta septem pedatas in longitudine continentem,a et quam particulam hereditatis Aleydis de Huessen, relicta quondam Theoderici de Huessen, erga Iohannem de Authuesden emendo acquisierat, prout in litteris; insuper medietatem particule orti domini quondam Henrici de Mordrecht militis, que particula continet quadraginta duas pedatas in longitudine et sita est in Buscoducis contigue retro hereditates Arnoldi Vos de Uden et quondam Iohannis Rijssel et Aleydis relicte quondam Henrici de Huessen ex uno et inter reliquam hereditatem seu ortum domini quondam Henrici predicti ex alio, tendentem ab heredi­tate Iohannis de Audehuesden ad hereditatem Katherine filie naturalis quondam domini Willelmi de Aa militis, et que particula orti continet in fine iuxta hereditatem iamdicte Katherine quadraginta pedatas in latitudine et trigintanovem pedatas vel circiter in latitudine in reliquo fine iuxta hereditatem dicti Iohanis de Audehuesden, scilicet illam medietatem que sita est contigue iuxta hereditatem predictam dicte Katherine filie naturalis dicti domini Willelmi de Aa militis, et quam medietatem particuli orti predicti Aleydis relicta quondam Henrici de Huessen erga Iohannem de Audehuesden et Iohannem Rover vanden Laer, maritum et tutorem legitimum ut dicebat Katherine sue uxoris, filie quondam Henrici vanden Schaut et dictam Katherinam emendo acquisierat, prout in aliis litteris, simul cum edificiis in
Dit stukje erf had Jan van Oudheusden op 4 mei 1422 aan Aleid van Huessen, weduwe van Hendrik van Huessen, overgedragen. Het werd gesitueerd bij de Zijl op het erf van wijlen Hendrik van der Schaut achter erven van Aleid van Huessen, Aart Noyden en Katelijn van den Doren tussen overig erf van Jan van Oudheusden aan de oostkant en erf van Gerit van Vught aan de andere kant, strekkend van erf van Willem Lu tot erven van de voornoemde Aleid, Aart en Katelijn. Bij het erf van Willem Lu was het 42 voet min het derde deel van een voet (11,96 m) breed en aan de andere zijde 57 voet (16,36 m). Aleid moest aan de kant van Jan en van Willem een heining van ongeveer 8 voet (3,30 m) hoog onderhouden. Zij mocht daar geen bladerdragende of uitdijende bomen zetten. Ook mocht zij er geen ander toilet neerzetten dan een onder de grond met een stenenen! wulfsel. Naar het erf van Jan en Willem Lu toe mocht zij alleen bebouwing plaatsen met glazen, niet te openen vensters.1

Bezitters:

Hendrik van Haren vleeshouwer
Hendrik van Huessen
weduwe Aleid (al in 1403) vruchtgebruik 1419.08.26 »
schoonzoon Dirk Scouderman 1419.08.29 »
Hendrik Hendriksz. van den Doren
erfgenamen Hendrik van Huessen?
zijn dochter Wendelmoed x Dirk Aartsz. die Verre 1428.12.23 »
Liesbet weduwe Dirk Nobel en kinderen

Nog een huisplaats van dezelfde afmetingen

Op 17 juli 1419 transporteerde Katelijn natuurlijke dochter van wijlen heer Willem van der Aa, ridder, een huisplaats van 20 voet breed en 40 voet lang aan Gerit van Vught, zoon van wijlen Jan van Vught. Deze huisplaats werd gesitueerd in een steeg van het woonhuis van wijlen Engbert Luding van den Dijk naar de mansio van de
 eadem medietate particule orti consistentibus, ut dicebat, hereditarie vendidit Elisabeth relicte quon­dam Theoderici Nobel, ab eadem quoadvixerit ipsa et post eiusdem decessum ut supra ---.
 a Het handschrift heeft: continet.
1.R. 1192, f. 464: Iohannes de Authuesden particulam hereditatis, sitam in Buscoducis apud vicum dictum Zile in hereditate que fuerat quondam Henrici vander Schaut retro hereditates Aleidis de Huessen, Arnoldi Noyden et Katherine vanden Doren inter hereditatem reliquam dicti Iohannis versus orientem ex uno et inter hereditatem Gerardi de Vucht ex alio, tendentem ab hereditate Willelmi Lu usque ad hereditates Aleidis, Arnoldi et Katherine predictorum, quam particulam hereditatis iuxta hereditatem Willelmi Lu xlii? pedatas minus tercia parte unius pedate et iuxta hereditatem Arnoldi Noyen, Katherine vanden Doren et hereditatem reliquam Aleidis predicte lvii pedatas in latitudine continet, ut dicebat, hereditarie vendidit Aleidi de Huessen, relicte quondam Henrici de Huessen ---, tali condicione annexa quod dicta Aleidis tenebitur exnunc deinceps perpetue conservare unam sepem ibidem stantem iuxta reliquam hereditatem dicti Iohannis in laudabili disposicione ad altitudi­nem octarum pedatarum vel circiter supra terram, et similiter unam aliam sepem ibidem consistentem in fine primodicte particule terre iuxta hereditatem Willelmi Lu in altitudine predicta. Item non poterit plantare aliquas arbores in et iuxta sepes predictas qui folia producere poterunt et sumere incremen­tum. Item non poterit in dicta particula hereditatis cloacas ponere nisi dumtaxat subtus terram et cum lapidea lapidea testitudine quod exponetur mit die stenenen! wulfsel. Item non poterit aliqua edificia in dicta hereditate versus hereditatem reliquam predicti Iohannis ac eciam versus hereditatem Willelmi Lu edificare vel situare cum aliquibus fenestris vitreis clausis et non aperiendis.
vrouwe van der Lake (de Waterstraat) tussen erf van Aart van Diest, zoon van wijlen Hendrik van Mierbeek, en erf van Aart van Wesel. Katelijn had deze huisplaats verkregen van mr. Jan van Best. Goiart de Bie deed afstand van zijn recht ten behoeve van Gerit.
Op dezelfde datum droeg Katelijn over aan Gerit van Vucht het recht dat aan Jan Rover van den Laar als man van Katelijn dochter van wijlen Hendrik van den Schaut en aan genoemde Katelijn en Jan van Oudheusden toekwam in een tuin van wijlen Hendrik van den Schaut. Deze tuin was gelegen tegenover het woonhuis van Jan van den Dijk tussen erf van Jan van Engelen linnenwever, Aleid weduwe van Jan de Wilde et andere buren aan de ene zijde en tussen erf van vrouwe Katelijn weduwe van wijlen heer Hendrik van Moordrecht, ridder, aan de andere zijde, strekkend van erf van Katelijn natuurlijke dochter van heer Willem van der Aa, ridder, tot erf van genoemde vrouwe Katelijn. Aan de kant van vrouwe Katelijn was de tuin 42 voet lang; hij was aan alle kanten 20 voet breed. Eerstgenoemde Katelijn had dit deel en recht gekocht van Jan Rover, zijn vrouw Katelijn en Jan van Oudheusden.1
Volgens een schepenakte van 1 juli 1434 had Gerit van Vucht aan Jan van Oudheusden beloofd dat hij naast het erf van Aleid van Huessen - zie het vorige perceel - op zijn kosten een heining zou zetten en onderhouden van ongeveer acht voet (2,30 m) hoog. Hij mocht daar geen bladerdragende of uitdijende bomen zetten. Ook mocht hij er geen ander toilet neerzetten dan een onder de grond met stenen gewulft. Naar het erf van Willem Lu mocht hij alleen bebouwing plaatsen met glazen, niet te openen vensters. Op genoemde datum droeg Jan van Oudheusden deze schepenbelofte over aan Dirk Schouderman.2 Zoals uit het vorenstaande is gebleken, was dit de schoonzoon van Aleid van Huessen. Deze belofte was gedaan op 4 mei 1422.3
Op 26 november 1445 transporteerde Hendrik van der Vliet, man van Ermgard dochter van wijlen Jan van Vucht, de huisplaats aan Hendrik Vos, zoon van wijlen Aart Vos. Behalve de huisplaats droeg hij ook over:
  • een stukje erf ‘bij de straat geheten Zijle’ op het erf dat van wijlen Hendrik van der Schaut was achter erf van Gerit van Vucht tussen erf van Aleid van Huessen en erf van Aart Haeck en Goiart Vos. Jan van Oudheusden had dit stukje erf - op 4 mei 1422 -4 aan Gerit van Vucht, zoon van wijlen Jan van Vucht verkocht;
1.Zie hiervóór bij de splitsing van de mansio.
2.R. 1204, f. 94: Notum sit universis quod cum Gerardus de Vucht, filius quondam Iohannis de Vucht, particulam hereditatis, sitam in Buscoducis apud vicum dictum Zyle in hereditate que fuerat quondam Henrici vander Schaut retro hereditatem dicti Gerardi de Vucht erga Iohannem de Authoes­den emendo acquisivisset; et deinde dictus Gerardus recognovisset quod ipse iuxta hereditatem Aleydis de Huessen teneretur suis expensis ponere et situare unam laudabilem sepem ad altitudinem octo pedatarum vel circiter et illam perpetue suis expensis in laudabili dispositione conservare; item quod non posset plantare in et iuxta sepem predictam arbores folia producentes vel incrementa capientes; item quod ipse non poterit cloacam in dicta particula hereditatis locare nisi dumtaxat subtus terram et cum lapidea testudine quod exponetur met stenen gewulft; item quod ipse non posset edificia aliqua ponere in dicta particula hereditatis versus hereditatem Willelmi Lu nisi cum fenestris vitreis et non aperiendis, et hoc idem Gerardus dicto Iohanni super omnia repromisisset, prout in litteris, constitutus igitur dictus Iohannes de Audehoesden supradictus recognicionem et repromissio­nem hereditarie supportavit Theoderico Schouderman.
3.Zie hierna.
4.R. 1192, f. 464: Iohannes de Authuesden particulam hereditatis, sitam in Buscoducis apud vicum dictum Zile in hereditate que fuerat quondam Henrici vander Schaut retro hereditates Aleidis de Huessen, Arnoldi Noyden et Katherine vanden Doren inter hereditatem reliquam dicti Iohannis versus orientem ex uno et inter hereditatem Gerardi de Vucht ex alio, tendentem ab hereditate Willelmi Lu
- zijn recht in de tuin van wijlen Hendrik van der Schaut.1

Bezitters:

mr. Jan van Best »
Katelijn natuurlijke dochter Willem van der Aa, ridder, 1419.07.17 »
Gerit Jansz. van Vucht
Ermgard Jansdr. van Vucht x Hendrik van der Vliet 1445.11.26 »
Hendrik Aartsz. Vos

Nog een huisplaats

Een andere huisplaats komen we pas in 1446 tegen. Uit een schepenakte van 5 mei van dat jaar blijkt dat deze huisplaats van Hubert natuurlijke zoon van de kanunnik van Averbode Marcelis uter Wagen was. Jan zoon van wijlen Gevard van Oerle had haar van hem verkregen. Op genoemde datum droeg Jan de huisplaats, met een leeg erf en twee cijnzen uit de huisplaats en het leeg erf, over aan zijn broer Frank Gevardsz. van Oerle. De huisplaats werd gesitueerd tegenover het woonhuis van Jan van den Dijk tussen erf van Jan van den Doren wolwever, zoon van Hendrik van den Doren, en erf van Jan van Oudheusden en zijn kinderen; het leeg erf aldaar tussen erf van Aart Vos en erf van Jan van Oudheusden. Hendrik van der Schaut deed afstand van zijn recht op deze goederen.2 Heer Hubert, priester, natuurlijke
 usque ad hereditates Aleidis, Arnoldi et Katherine predictorum, quam particulam hereditatis iuxta hereditatem Willelmi Lu xlii? pedatas minus tercia parte unius pedate et iuxta hereditatem Arnoldi Noyen, Katherine vanden Doren et hereditatem reliquam Aleidis predicte lvii pedatas in latitudine continet, ut dicebat, hereditarie vendidit Aleidi de Huessen, relicte quondam Henrici de Huessen ---, tali condicione annexa quod dicta Aleidis tenebitur exnunc deinceps perpetue conservare unam sepem ibidem stantem iuxta reliquam hereditatem dicti Iohannis in laudabili disposicione ad altitudi­nem octarum pedatarum vel circiter supra terram, et similiter unam aliam sepem ibidem consistentem in fine primodicte particule terre iuxta hereditatem Willelmi Lu in altitudine predicta. Item non poterit plantare aliquas arbores in et iuxta sepes predictas qui folia producere poterunt et sumere incremen­tum. Item non poterit in dicta particula hereditatis cloacas ponere nisi dumtaxat subtus terram et cum lapidea lapidea testitudine quod exponetur mit die stenenen! wulfsel. Item non poterit aliqua edificia in dicta hereditate versus hereditatem reliquam predicti Iohannis ac eciam versus hereditatem Willelmi Lu edificare vel situare cum aliquibus fenestris vitreis clausis et non aperiendis.
1.R. 1216, f. 17: Henricus vander Vliet, maritus et tutor legitimus Ermgardis sue uxoris, filie quon­dam Iohannis van Vucht, quoddam domistadium, viginti pedatas in latitudine et quadraginta pedatas vel circiter continens in longitudine continens!, situm in Buscoducis in quodam viculo tendente a domo habitacionis quondam Engberti Ludinc de Aggere versus mansionem domine de Lake inter heredita­tem Arnoldi de Dyest, filii quondam Henrici de Mierbeke, ex uno et inter hereditatem Arnoldi de Wesel ex alio, supportatum Gerardo van Vucht, filio quondam Iohannis van Vucht, a Katherina filia naturali domini quondam Willelmi de Aa militis; insuper particulam hereditatis sitam in Buscoducis apud vicum dictum Zijle in hereditate que fuerat quondam Henrici vander Schaut retro hereditatem Gerardi de Vucht inter hereditatem Aleydis de Huessen ex uno et inter hereditatem Arnoldi Haeck et Godefridi Vosse ex alio, venditam Gerardo de Vucht, filio quondam Iohanis de Vucht, a Iohanne de Authuesden; insuper totam partem et omne ius que ad Iohannem Rover vanden Laer et Katherinam eius uxorem, filiam quondam Henrici vander Schaut, et Iohannem van Authuesden in quodam orto quondam Henrici vander Schaut, sito in Buscoducis in opposito hereditatis Iohannis de Aggere, quas partem et ius predictas Gerardus van Vucht, filius quondam Iohannis van Vucht erga Katherinam filiam naturalem domini quondam Willelmi de Aa militis acquisierat, prout hec omnia in diversis litteris continentur, hereditarie supportavit Henrico Vos, filio quondam Arnoldi Vos.
2.R. 1189, f. 199: Iohannes filius quondam Gevardi de Oerle domistadium quoddam situm in
zoon van Marcelis uter Wagen, komen we al als belending tegen in 1428.1
Frank van Oerle droeg de huisplaats en het leeg erf over aan Gerit zoon van wijlen Rutger Jansz. mesmaker, die ze op 2 december 1452 transporteerde aan Matheus zoon van wijlen Jan Matheusz.2

Bezitters:

Hendrik van der Schaut?
??
(1428.04.10) Hubert natuurlijke zoon van Marcelis uter Wagen, kanunik van Aver­bode »
Jan Gevardsz van Oerle 1446.05.05 »
broer Frank Gevardsz. van Oerle
??
Gerit Rutger Jansz. mesmaker 1452.12.02 »
Matheus Jan Matheusz.

Een huisplaats van 22 voet breed en 40 voet lang

Een huisplaats van 22 voet breed en 40 voet lang wordt al vermeld in een schepen­akte van 22 april 1360. Hierin beloofde Reinier van Aken wolwever een cijns van drie pond per jaar aan Hendrik van der Schaut uit een huisplaats van die omvang, gelegen in de straat van de Kolperstraat (= Verwerstraat) naar het woonhuis van de vrouwe Van der Lake tussen erf van Hendrik van der Schaut en erf van Jan Molner.3
 Buscoducis in opposito domus inhabitationis Iohannis de Aggere inter hereditatem Iohannis vanden Doren textoris laneorum, filii quondam Henrici vanden Doren, ex uno et inter hereditatem Iohannis de Authuesden et eius liberorum ex alio; insuper hereditarium censum viginti solidorum monete, solven­dum hereditarie nativitatis Iohannis Baptiste ex domistadio predicto; insuper vacuam hereditatem sitam in Buscoducis in opposito mansionis dicti quondam Iohannis de Aggere inter hereditatem Arnoldi Vos de Uden ex uno et inter hereditatem dicti Iohannis de Authuesden ex alio; insuper hereditarium censum viginti solidorum monete predicte, solvendum hereditarie nativitatis Iohannis Baptiste ex particula hereditatis predicte, quos domistadium, census et particulam hereditatis predictos dictus Iohannes filius quondam Gevardi de Oirle erga dominum Hubertum filium naturalem quondam domini Merselii uter Wagen, canonici Everbodensis, acquisierat, prout in litteris, hereditarie supportavit Franconi suo fratri, filio dicti quondam Gevardi de Oirle ---.
 Henricus vander Schaut totam partem et omne ius ad se ut dicebat spectans in domistadio, hereditario censu viginti solidorum in vacua hereditate atque in hereditario censu viginti solidorum predicto hereditarie supportavit dicto Franconi filio quondam Gevardi de Oirle.
1.R. 1198, f. 199.
2.R. 1223, f. 257: Gerardus filius quondam Rutgeri Janssoen cultellifex domistadium quoddam situm in Buscoducis in opposito domus habitacionis Iohannis de Aggere inter hereditatem Iohannis vanden Doren textoris laneorum, filii quondam Henrici vanden Doren, ex uno et inter hereditatem Iohannis de Authoesden et eius liberorum ex alio; insuper hereditarium censum viginti solidorum monete, solven­dum hereditarie nativitatis Iohannis Baptiste ex domistadio predicto; insuper vacuam hereditatem sitam in opposito mansionis dicti quondam Iohannis de Aggere inter hereditatem Arnoldi Vos ex uno et inter hereditatem dicti Iohannis de Authoesden ex alio; insuper hereditarium censum viginti solidorum monete predicte, solvendum hereditarie nativitatis Iohannis Baptiste ex particula hereditatis predicta, quos domistadium, census et particula hereditatis dictus Gerardus erga Franconem filium quondam Gevardi de Oerle acquisierat, prout in litteris, legitime et hereditarie supportavit Matheo filio quondam Iohannis Matheussoen.
3.R. 1801, f. 84 (1464): Dictus Arnoldus (= Arnoldus Stamelart institor, filius quondam Henrici) fuit adiusticiatus ad quoddam domistadium, vigintiduas pedatas in latitudine et quadraginta pedatas in
Deze cijns verkreeg Jan Vynninc goudsmid - met een andere cijns van drie pond uit een huisplaats van dezelfde afmetingen - van Gerit, Wouter en Hendrik, zonen van wijlen Hendrik van der Schaut. Op 14 mei 1429 transporteerde Jan Vynninc deze cijnzen aan Margriet dochter van wijlen Jan van Keulen.1 Haar man ... Hendriksz. van Henxtem droeg de cijnzen op 31 oktober 1435 over aan Aart Stamelart mars­man,2 zoon van wijlen Hendrik marsman. In 1464 werd de huisplaats uitgewonnen wegens achterstallige betaling van de cijns en overgedragen aan Aart.3

Bezitters:

Hendrik van der Schaut »
Reinier van Aken lakenwever
??
schepenvonnis 1464 »
Aart Hendriksz. marsman

Nog een huisplaats van 22 voet breed en 40 voet lang

We kennen deze huisplaats alleen uit een cijns van drie pond, die Jan Molner moest betalen aan Hendrik van der Schaut. Op 14 mei 1429 droeg Jan Vynninc goudsmid deze cijns met de hiervóór genoemde cijns van drie pond over aan Margriet dochter van wijlen Jan van Keulen. De huisplaats werd gesitueerd in de straat van de Kol­perstraat (= Verwerstraat) voor het woonhuis van Dirk Loef wolwever over de brug aldaar naar het woonhuis van de vrouwe Van der Lake naast erf van Reinier van Aken wolwever.4
 longitudine continens, situm in Buscoducis ad vicum tendentem a vico dicto Colperstraet ante domum habitacionis Theoderici dicti Loeff textoris laneorum ultra pontem ibidem situm versus domum habita­cionis domine de Lake inter hereditatem Henrici vanden Schaut ex uno et inter hereditatem Iohannis dicti Molner ex alio, occasione defectus solucionis annui et hereditarii census trium librarum monete, quem censum Reynerus dictus de Aken textor laneorum promiserat se daturum et soluturum Henrico dicto vanden Schaut hereditarie mediatim nativitatis Iohannis et mediatim nativitatis Domini ex premis­sis, prout in litteris quarum data continet feria quarta post dominicam qua cantatur Misericordia Domini anno eiusdem millesimo CCCmo quinquagesimonono.
1.R. 1199, f. 230 nw.: Iohannes Vynninc, filius quondam Willelmi Vynninc, aurifaber, hereditarium censum trium librarum monete, quem censum Reynerus de Aken promiserat se daturum quondam Henrico vander Schaut hereditarie mediatim nativitatis Iohannis et mediatim nativitatis Domini ex quodam domistadio, vigintiduas pedatas in latitudine et quadraginta pedatas in longitudine continente, sito in Busco ad vicum tendente a vico dicto Colperstraet versus domum habitacionis domine de Lake inter hereditatem quondam Henrici vander Schaut ex uno et inter hereditatem Iohannis Molner ex alio, prout in litteris; insuper hereditarium censum trium librarum monete, quem censum Iohannes Molner promiserat se daturum quondam Henrico vander Schaut hereditarie mediatim nativitatis Iohannis et mediatim nativitatis Domini ex quodam domistadio, vigintiduas pedatas in latitudine et quadraginta pedatas in longitudine continente, sito in Buscoducis ad vicum tendente a vico dicto Colperstraet ante domum habitacionis Theoderici Loef textoris laneorum ultra pontem ibidem situm versus domum habitacionis domine de Lake contigue iuxta hereditatem Reyneri de Aken textoris laneorum, prout in litteris; et quos census trium et trium librarum quondam Iohannes Vynninc aurifaber erga Gerardum, Wolterum et Henricum fratres, liberos quondam Henrici vander Schaut, acquisierat, prout in diversis litteris, hereditarie supportavit michi ad opus Margarete filie quondam Iohannis de Coelen.
2.R. 1206, f. 9v.
3.R. 1801, f. 84.
4.Zie hiervóór.

Bezitters:

Hendrik van der Schaut
??
Jan Molner

Een huis van Luding van den Dijk

In enkele akten is sprake van een huis van Luding van den Dijk, dat niet vereelvigd mag worden met de mansio. In een schepenakte van 14 september 1405 droeg Goiart van Liempde bakker onder andere een cijns van 4 pond en 10 schellingen als huwelijksgave uit dit goed over aan zijn zoon Mathijs Cleynael en zijn vrouw Lia dochter van wijlen Jan Nerinc. Goiart had de cijns verkregen van Wouter en Katelijn kinderen van wijlen Hendrik van der Schaut. Het goed werd omschreven als huis en erf van 21 voet min een duim breed in zijn dakdrup en 65 voet lang, gelegen langs de straat waarlangs men langs erf van de heer van Boxtel gaat tussen een weg behorend tot het stenen huis van wijlen Luding en tussen de openbare gracht al­daar.1 Klaas (de) Wijs had dit goed van Jan van Amstel, natuurlijke zoon van Gerit van Amstel, in erfelijke pacht gekregen. Vervolgens was het in het bezit gekomen van Jan zoon van wijlen Hendrik Berwijns, wiens kinderen Aleid, Gudeld en Liesbet - de laatste gehuwd met Peter Tibis - het op 10 oktober 1424 overdroegen aan
1.R. 1184, f. 182-182v.: Godefridus de Lyemde pistor onder andere hereditarium censum quatuor librarum et decem solidorum monete predicte, solvendum hereditarie nativitatis Domini ex domo et area que fuerat Ludingi de Aggere, xxi pedatas minus uno pollice in latitudine infra sua stillicidia atque sexagintaquinque pedatas in longitudine continente, sita in Buscoducis iuxta vicum quo itur iuxta hereditatem domini de Bucstel inter quandam viam spectantem ad domum lapideam quondam Ludingi predicti ex uno et inter commune fossatum ibidem ex alio, venditam dicto Godefrido de Lyemde pistori a Waltero et Katherina liberorum! quondam Henrici vander Schaut, prout in litteris --- hereditarie supportavit Mathye Cleynael, suo filio, cum Lya sua uxore, filia quondam Iohannis Nerinc, nomine dotis, ad ius opidi de Buscoducis.
 Op 31 augustus 1435 droeg Mathijs Cleynael, weduwnaar van Lia dochter van wijlen Jan Nerinc, zijn vruchtgebruik in deze cijns over aan zijn zoon Goiart en dochter Liesbet, die vervolgens - voor Liesbet deed dit haar man Hendrik Herman Oedenz. - de cijns overdroegen aan mr. Gerit de Haast (R. 1205, f. 104 nw.: Mathias Cleynnael, filius quondam Godefridi de Liemde pistoris, relictus quondam Lye sue uxoris, filie quondam Iohannis Nerinc, usufructum sibi ut dicebat spectantem in hereditario censu quatuor librarum et decem solidorum, solvendo hereditarie mediatim nativitatis Iohannis et mediatim nativitatis Domini ex domo et area que fuerat Ludingi de Aggere, vigintiunam pedatas minus uno pollice in latitudine infra sua stillicidia atque sexagintaquinque pedatas in longitudine continente, sita in Buscoducis iuxta vicum quo itur iuxta hereditatem domini de Bucstel inter quandam viam spectantem ad domum lapideam quondam Ludingi predicti ex uno et inter commune fossatum ex alio, quem censum Godefridus de Liemde pistor erga Wolterum et Katherinam liberos quondam Henrici vander Schaut acquisierat, prout in litteris, legitime supportavit Godefrido suo filio, ab ipso et dicta quondam Lya pariter genito ad opus sui et ad opus Elisabeth sue sororis, filie Mathie et quondam Lye predicto­rum ---.
 Notum sit universis quod cum ita actum esset, constituti igitur coram scabinis infrascriptis dictus Godefridus atque Henricus filius Hermanni Oedensoen, maritus et tutor legitimus ut dicebat dicte Elisabeth sue uxoris, supradictum hereditarium censum quatuor librarum et decem solidorum heredita­rie supportaverunt magistro Gerardo die Haest, cum litteris, aliis et iuribus, promittentes indivisi super omnia et habenda ratum servare et obligationem et impetitionem ex parte eorum et ex parte quondam Godefridi de Liemde pistoris et ex parte quorumlibet heredum et successorum eiusdem quondam Godefridi deponere.)
Mechteld weduwe van Klaas de Wijs en Hendrik Aben.1 Mechteld transporteerde het goed op 20 oktober 1424 aan Deliaan dochter van wijlen Gerit Timmerman van Os.2

Bezitters:

Luding van den Dijk
??
Jan van Amstel, natuurlijke zoon van heer Gerit van Amstel in erfelijke pacht »
Klaas Wijs
Jan Hendriksz. Berwijns
zijn kinderen Aleid, Gudeld en Liesbet 10.10.1424 »
Mechteld weduwe van Klaas de Wijs en Hendrik Aben 20.10.1424 »
Deliaan Gerit Timmerman van Os

Een kamer

Op 10 december 1437 ten slotte verkocht Jan van Oudheusden, zoon van wijlen Jan van Oudheusden, een kamer met haar dakdrup tegenover de mansio van Jan van den Dijk tussen de openbare steeg aldaar naar het water aan de ene zijde en een steeg van wijlen Luding van den Dijk aan de andere zijde, strekkend van het overige erf van Jan van Oudheusden tot erf van Deliaan dochter van wijlen Gerit Timmer­man van Os, aan genoemde Deliaan. Hiertoe behoorde ook het gebruik van de steeg met anderen.3

Bezitters:

Jan Jansz. van Oudheusden 1437.12.10 »
Deliana dr. Gerit Timmerman van Os
1.R. 1195, f. 160 (1424.10.13).
2.R. 1195, f. 60v.: (Mechtildis) relicta quondam Nycolai die Wise ac eciam quondam Henrici Aben cum tutore domum et aream sitam in Buscoducis, vigintiunam pedatas minus uno pollice infra sua stillicidia atque sexagintaquinque pedatas in longitudine continentem, que domus et area fuerat quondam Ludingi de Aggere et sita est iuxta vicum quo itur iuxta hereditatem domini de Bucstel inter quandam viam spectantem ad domum lapideam dicti quondam Ludingi ex uno et inter commune fossatum ibidem ex alio, quam domum et aream Nycolaus Wise erga Iohannem de Amstel, filium naturalem quondam domini Gerardi de Amstel, ad pactum acquisierat, prout in litteris, et de qua domo et area primodicta Mechtildis duas tercias partes erga Aleydem et Guedeldem sorores, liberos Iohannis filii quondam Henrici Berwijns, et unam terciam partem erga Petrum Tibis, maritum et tutorem legitimum Elisabeth sue uxoris, filie eiusdem Iohannis, acquisierat, prout in litteris, hereditarie sup­portavit Delyane filie quondam Gerardi Tymmerman de Os --- exceptis censibus ad summam decem librarum et quidecim solidorum monete taxatis.
3.R. 1208, f. 27: Iohannes de Authuesden, filius quondam Iohannis de Authuesden, quandam cameram cum suis stillicidiis, muris et attinentiis, sitam in Buscoducis in opposito mansionis quondam Iohannis de Aggere inter communem viculum ibidem ad aquam extendentem ex uno et inter quandam stegam quondam Ludingi vanden Dijc ex alio, tendentem ab hereditate reliqua dicti Iohannis de Authuesden ad hereditatem Delyane filie quondam Gerardi Tymmerman de Os, simul cum iure utendi dicta stega simul cum aliis hominibus ius in eadem stega habentibus, prout supradicta camera ibidem cum suis stillicidiis et attinentiis ibidem sita et constructa est, ut dicebat, hereditarie vendidit dicte Delyane.

Bijlage


Splitsing van de mansio van wijlen Hendrik van der Schaut, waarin wijlen Katelijn weduwe van Hendrik van Moordrecht placht te wonen.

1413 augustus 31.

GAHt, R. 1188, f. 244-245.

Iohannes de Audehoesden et Iohannes Rover vanden Laer, maritus Katherine sue uxoris, filie quondam Henrici vander Schaut, et ipsa cum dicto Iohanne Rover suo marito tamquam cum tutore, palam recognoverunt se mutuo divisionem hereditariam fecisse de mansione cum suo orto et attinentiis universis dicti quondam Henrici vander Schaut, in quibus domina quondam Katherina relicta quondam domini Hen­rici de Mordrecht morari consuevit, sitis in Buscoducis in opposito mansionis quon­dam Iohannis de Aggere retro hereditates predicti Iohannis et quorundam aliorum vicinorum ibidem ex uno et inter communem aquam ex alio, tendentibus a quodam viculo ibidem ad ac usque hereditates Arnoldi Hake et quorundam aliorum vicinorum ibidem, ut dicebant.
Mediante qua divisione una pars magne aule mansionis predicte, que pars tendit a coquina dicte mansionis versus anteriorem stilum magne camere eiusdem mansio­nis, et que pars in latere suo versus oriens continet in latitudine xxiiii pedatas et in reliqua suo latere versus occidens xxvii pedatas in longitudine; insuper dicta coquina cum penu sibi adiacente et cum cameris supra idem penu consistentibus atque cum privata dicta een wardribbe apud dictas cameras consistente ibidem supra aquam predictam;
item una pars parve camere, que camera appendet dicte aule in latere versus occidens, scilicet pars que tendit versus septentrionem, mensurando a ligatura media seu trabe in medio vel quasi dicte parve camere consistente, simul cum eadem ligatura ac trabe; item una pars stabuli consistentis ibidem, scilicet (f. 244v.) illa pars dicti stabuli que tendit a dicta coquina versus et ad reliquam partem eius­dem stabuli, que reliqua pars continet xvi pedatas in longitudine; item una pars dicti orti, que pars sita est in latere versus occidentem contigue iuxta hereditatem predicti Iohannis et aliorum vicinorum ibidem ex uno et inter palos ibidem fixos ex alio, et que pars orti in extremo seu capite, scilicet mensurando ab hereditate Katherine vander Aa ad palum ibidem contigue ad hereditatem dicti Arnoldi Hake positum ac fixum continet xlviii pedatas in latitudine et in reliqua fine iuxta hereditatem predicti Iohannis continet xiii pedatas in latitudine, mensurando ab hereditate eiusdem Iohannis primodicti versus primodictam partem aule predicte, ut dicebant, primodicto Iohanni cesserunt in partum, prout alii cum tutore recognoverunt, super quibus et iure ad opus primodicti Iohannis hereditarie renunciaverunt, promittentes cum tutore super omnia ratum servare et obligationem ex parte eorum deponere.
Et mediante qua divisione reliqua pars dicte magne aule atque dicta magna camera necnon reliqua pars dicte parve camere atque reliqua pars dicti stabuli, que reliqua pars continet xvi pedatas in longitudine; insuper reliqua pars dicti orti, que pars sita est versus orientem, prout ibidem palata est, ut dicebant, dictis Iohanni Rover et Katherine cesserunt in partem, prout primodictus Iohannes recognovit, super quibus et iure ad opus dictorum Iohannis Rover et Katherine renunciavit, promittens super omnia ratum servare et obligationem ex parte sui deponere;
tali annexis condicionibus, videlicet quod primodictus Iohannes pro una medietate et dictus Iohannes Rover et Katherina pro reliqua medietate censum domino nostro duci exinde solvendum solvent et solvere tenebuntur;
item quod spacium dictum die plaetse introitus dicte aule ampliabitur ac ampla permanebit, scilicet mensurando longitudinem eiusdem spacii a dicta ligatura dicte parve camere usque ad quendam stilum ibidem positum versus stabulum predictum, prout ibidem pronunc palata est, que tamen mensura sumetur? versus occidens in dicto orto per spacium unius pedate a dicta ligatura, et illud spacium pertinebit primodicto Iohanni;
item quod antiqua porta dicte mansionis deponetur et quod ipsi dividentes suas portas ad eorum profectum habebunt ibidem, prout iam ibidem palate et disposite sunt, et quod huiusmodi spacium permanens inter dictam antiquam portam et inter iamdictas alias portas ibidem ordinatas seu palatas erunt et permanebunt perpetue commune dictis dividentibus et non poterit postmodum quovismodo occupari edificiis quibuscumque;
item quod primodictus Iohannes et Iohannes Rover et Katherina tenebuntur partiter circumvallare quod exponetur beheymen se mutuo in orto predicto;
item quod primodictus Iohannes servabit dictum ortum decenter circumvallare ad spacium lxii pedatarum, mensurando a pretacto palo apud hereditatem dicti Arnoldi Hake fixo linealiter versus reliquam finem eiusdem orti, et reliquam partem dicti Iohannes Rover et Katherina servabunt similiter decenter circumvallatam;
item quod nulla partium in huiusmodi circumvallatione seu sepe potitur ponere vel plantare arbores alteri partium quovismodo nocivas;
item si aliqua dictarum partium voluerit in dicta sua parte orti et ad et zin dictam circumvallationem edificare, quod tunc huiusmodi edificans non poterit ibidem aliqua fenestras versus reliquam partem dicti orti facere nisi huiusmodi fenestre fieri? vitri(n)e? et integre et non aperiende;
item quod huiusmodi edificans non poterit ibidem versus reliquam partem dicti orti facere aliquam privatam seu cloacam nisi subtus terram de lapidibus et cum lapidi­bus circumvolutam dictum bewulft;
item quod dicti dividentes circumsceptabunt? seu decenter circumvallabebunt ante­dictum spacium die plaetse vocatum (f. 245) introitus dicte aule, mensurando a dicta ligatura dicte parve camere ad quendam palum ibidem ut predictum est fixum, scilicet primodictus Iohannes ad longitudinem xxvii pedatarum, mensurando ab huiusmodi palo iamdicto versus ligaturam predictam et residuum, dicti Iohannes Rover et Katherina servare tenebuntur sub omnibus forma et condicionibus prout immediate declaratum est de circumvallatione dicti orti, scilicet tam de arboribus non plantandis quam de edificiis et fenestris fiendis ac privatis et cloacis, ut premittitur;
item quod dicti Iohannes de Audehoesden et Iohannes Rover facient ac facere tenebuntur suis communibus expensis unum murum seu parietem laudabilem in aula predicta ab inferius ad superius qua muro seu pariete, dicte partes sic divise erunt et permanebunt perpetue laudabiliter decise quod exponetur bevreedt ende gescheiden et illum murum seu parietem servabunt suis communibus expensis in bona et laudabili dispositione, sed quicumque quidquam fregerit in dicto muro, hoc tenebitur suis propriis expensis recuperare; et similiter facient muros seu parietes in dicta parva camera et in dicto stabulo prout hoc declaratum est de muro seu pariete in dicta aula construendo; et si contigerit aliquam dictarum dividentium suam partem dicte parve camere ac suam partem dicti stabuli ac dicte aule dimittere? ita quod annichilaret aut quod edificia in huiusmodi sua parte consistentia vellet ammovere et
non sine dilacione reedificare, quod tunc huiusmodi muri seu parietes tam in aula quam in parva camera et in stabulo pertinebunt integraliter ad reliquum? sua edificia suarum partium in disposicione competenti servantem?, dolo et fraude in hoc seclu­sis, ita quod dicti Iohannes Rover et Katherina suis propriis expensis ...tinent? unum murum seu parietem laudabilem inter supremum solarium dicte magne camere et inter predictam partem aule primodicto Iohanni in partem cessam;
item quod si aliquis dictorum Iohannis et Iohannis et Katherine postmodum edificare voluerint in muro seu muris dicte mansionis ubicumque locorum ibidem consisten­tium aut eciam in muris per predictos dividentes suis communibus expensis facien­dis, quod hoc facient seu facere poterunt, scilicet usque ad medietatem huiusmodi murorum suas trabes infigendo et huiusmodi murum non perforando nisi cum anchoris per huiusmodi murum perfigendis;
item si primodictus Iohannes postmodum edificare voluerit et suas cameras supra predictum penu consistentes et privatam ibidem affigere muro lapideo ibidem, quod hoc idem Iohannes primodictus facere poterit in forma pretacta, et quod idem Iohannes de Audehoesden tunc ponet ac situare faciet unum laudabile guttarium lapideum supra murum ibidem et tamen idem Iohannes huiusmodi sua edificia edificare poterit ad altitudinem edificiorum dicte magne camere et non altius, et extunc huiusmodi guttario sic posito ipsum guttarium est commune dicto Iohanni et Iohanni Rover, et eundem guttarium extunc servabunt in bona et laudabili disposici­one suis communibus expensis;
item quod dictus Iohannes de Audehoesden omnia guttaria ad suam partem pre­tactam spectantia aut deservientia servabit tali dispositione? quod dictis Iohanni Rover et Katherine dampna exinde non eveniant;
quas condiciones dictas? primodicti Iohannes et Iohannes Rover, et cum eo dicta Katherina tamquam cum tutore, promiserunt se mutuo super omnia ratas servare et cum effectu adimplere.
Testes Dicbier et Heyme. Datum ultima augusti.

Martin W.J. De Bruijn, Utrecht december 2010