In de tweede helft van de 19e eeuw kreeg de genealogiebeoefening een enorme impuls, toen steeds meer personen uit hogere kringen zich daar mee bezig gingen houden. Dit leidde tot de oprichting van genealogische verenigingen, periodieken en andere publicaties. In 1910 werd het eerste deel van het Nederland's Patriciaat (afgekort: NP) uitgebracht. Inmiddels zijn er 95 jaargangen verschenen, tot en met 2017. Het Nederland's Patriciaat wordt ook wel het Blauwe Boekje genoemd (dit in tegenstelling tot het Rode Boekje van het Nederland's Adelsboek). Sociale kenmerken en status van de families in Nederland's PatriciaatHet bleek niet eenvoudig om de groep van families in NP duidelijk te definiëren. Anders dan bij de adel, waar de groep door een juridisch principe wordt afgebakend, is dat bij het patriciaat niet zo.Oorspronkelijke criteria voor opname in Nederland's Patriciaat:
Status kan verkregen worden door toewijzing (ascription) waarbij persoonlijke invloed geen rol speelt, of verwerving (achievement) waar dit wel het geval is. Cruciaal bij sociale status is de historische component: hoe ontwikkelde deze zich in de tijd en wat werd meer of minder belangrijk gevonden in de verschillende perioden van de geschiedenis. Historische ontwikkelingen brachten nieuwe zienswijzen van status en aanzien met zich mee. Het gaat daarbij om verschuivingen in het imago van bepaalde statuskenmerken. Zo werd het met de democratiseringstendensen van de jaren 1960 en 1970 niet echt ‘in orde’ gevonden om van adel te zijn of tot het patriciaat te behoren. De laatste decennia kwam er geleidelijk aan weer ‘eerherstel’ van het imago van adel en patriciaat. Zo werden in de jaren 1970 verscheidene families opgenomen, die geen lange stamreeks van deftigheid hadden. Sociale subgroepen binnen de elite en het patriciaatVoor een nadere indeling van de Nederlandse historische elite gaan we onder meer te rade bij Jaap Moes. Die noemt de nationale toplaag notabelenelite, die hij vervolgens indeelt in aristocraten en notabele burgers. De aristocratie wordt gevormd door de adel en het oude patriciaat, terwijl de groep van notabele burgers het zogenaamde zelfbenoemde patriciaat en andere burgers omvat. Van adel zijn diegenen die sinds de instelling van het koninkrijk na 1814 zijn erkend, ingelijfd of verheven in de Nederlandse adelstand.Volgens Anton Schuttelaars kan elite worden gedefinieerd als een groep die in enigerlei stratificatie de bovenlaag vormt. Op basis van maatschappelijk relevante criteria als positie en status op politiek-bestuurlijk, financieel-economisch, sociaal-cultureel, intellectueel en religieus-kerkelijk gebied, kan men evenzoveel verschillende elites onderscheiden. Voor de Bossche situatie kan in dat verband gedacht worden aan: de stadsbestuurder, de welgestelde koopman of rentenier, het gezworen lid van de Illustre Lieve Vrouwe Broederschap, het lid van een van de herensociëteiten (Amicitia, De Zwarte Arend, Casino), de academicus, lid van de rechterlijke macht. Het ligt voor de hand dat deze verschillende functionele elites elkaar voor een belangrijk deel, maar nooit geheel, overlappen. In feite kan men dan spreken van een maatschappelijke elite, die uit een aantal onderscheiden groepen bestaat. Personen en families die beschreven zijn in een van de jaargangen van het Nederland's Patriciaat, en die een zekere relatie met 's-Hertogenbosch hebben, zijn opgenomen in deze rubriek van de Bossche Encyclopedie. Verder gaat de Bossche Encyclopedie uit van een brede definitie van de term patriciaat: ‘de sociale laag van vooraanstaande families in de Bossche samenleving, hun verwanten en degenen die hen in sociaal en economisch opzicht evenaarden’. |
Bronnen | |
• | Jochem Kroes, Nederland's Patriciaat 1972-2009 (2016). |
• | J.K.S. Moes, Onder aristocraten. Over hegemonie, welstand en aanzien van adel, patriciaat en andere nobele families, 1848-1914 (Hilversum 2012). |
• | Nederland's Patriciaat, Centraal Bureau voor Genealogie en Heraldiek ('s-Gravenhage 1920-2017). |
• | Anton Schuttelaars, Heren van de raad. Bestuurlijke elite van 's-Hertogenbosch in de stedelijke samenleving 1500-1580 (Nijmegen 1998) bijlage 3 |