afb. J. Fritschius, C.F. Evers, ca 1610
Een gemeentebestuur heeft er alle belang bij dat er goede kontakten worden onderhouden. Vooral naar degenen die iets voor de stad zouden kunnen betekenen. Ook in het verleden kende 's-Hertogenbosch een Haagse lobby: de stad had in de achttiende eeuw in die plaats een eigen 'agent', die de Bossche belangen moest verdedigen. Hetzelfde gold eigenlijk ook voor de hoge rijksambtenaren die in 's-Hertogenbosch werkzaam waren. De gouverneurs werden altijd rijk onthaald door het Bossche stadsbestuur vanaf 1567, toen de stad voor het eerst een militaire gouverneur kreeg. Deze hoogwaardigheidsbekleder kreeg bij zijn aantreden een attentie van het stadsbestuur, dat hem daarna jaarlijks bedacht. Belangrijke familiegebeurtenissen, zoals de geboorte van een kind, werden niet door het stadsbestuur vergeten. Gouverneur Anthony Schets van Grobbendonck - de gouverneur uit 1629 - werd zeer ruim bedeeld. Niet alleen een zilveren schaal, maar vele duizenden guldens kreeg hij uitbetaald en vele vaten wijn werden naar zijn woning gerold in opdracht van het gemeentebestuur. Familieleden werden eveneens uitvoerig bedacht. Na de val in 1629 zou er niet veel veranderen. De nieuwe, Staatse gouverneur werd welkom geheten bij zijn aantreden met een gift van 860 gulden, waarbij het stadsbestuur hoopte op 'goede correspondentie'. Als de stad ineens ruim 60.000 gulden van het rijk terugbetaald kreeg - waar men kennelijk niet meer op gerekend had -, wordt de gouverneur niet vergeten: hij krijgt ruim 2000 gulden als geschenk. De tweede man, de commandant werd eveneens bedacht. Hij zal het voorbeeld van de gouverneur voor ogen hebben gehad. Hij ontving vooral geschenken van dorpen uit de omgeving van 's-Hertogenbosch. Toch werd dit niet altijd goedgekeurd: in 1724 bepaalde de Staten Generaal dat de jaarrekeningen van alle gemeenten in de Meierij voortaan nagekeken moesten worden door 'de Rentmeester van de Leen- en Tolkamer'. En deze maakte kennelijk bezwaren, want de geldbedragen verdwenen uit de rekeningen. Willem Benjamin de Guy werd in 1737 de nieuwe commandant. Hij had zeer zeker gehoord van de neveninkomsten want hij schreef een brief aan de Staten Generaal, waarin hij vroeg de dorpen uit de omgeving van 's-Hertogenbosch te benaderen om hem 'de kleynigheeden' zoals zijn voorgangers die hadden gehad, aan hem te doen toekomen. 'Den Haag' vertouwde het niet en liet de rentmeester een onderzoek instellen. Uit dit onderzoek bleek dat de commandant voortaan niet meer in geld werd uitbetaald, maar in natura. En nijverig noteerde de rentmeester in zijn rapport wat de commandant toegeschoven kreeg. Den Dungen schonk jaarlijks een vet varken en twee zakken knollen. Boxtel stond eveneens voor een vet varken op de lijst. Sint Michielsgestel had slechts enige malen kontant geld betaald. Schijndel en Vught schonken een vet varken, terwijl de laatste gemeente 'nu en dan een sack knollen' gaf. Helvoirt, Udenhout, Enschot, Berkel, Haaren en Esch gaven jaarlijks een kar lading hout en Rosmalen een kar vol stro. Alles bij elkaar kreeg de commandant een leuke voorraad om de winter tegemoet te gaan. Op het verzoekschrift van De Guy besliste de Staten Generaal negatief: „afgeslagen bij haer Edel Mogende”. Willem de Guy bleef toch in 's-Hertogenbosch, waar hij in januari 1755 overleed en in de Sint Jan werd begraven. |
1985 |
RedactieGouverneur van 's-HertogenboschEncyclopedie van Noord-Brabant 2 (1985) 97 |
|
1992 |
Henny MolhuysenVerhalen en legenden : 'Een sack knollen'Brabants Dagblad donderdag 12 november 1992 |
|
1996 |
Ad van KempenOver Brabantse gouverneurs en commissarissenBoschboom Bladeren (1996) 17-25 |
1973 |
P.Th.J. KuyerRondom en in het gouvernement's-Hertogenbosch 1973 |