Rijkswaterstaat heeft samen met de Willemsunie het nieuwe Maximakanaal in ’s-Hertogenbosch aangelegd. Op 5 januari 2015 wordt een deel van de bestaande Zuid Willemsvaart overgedragen aan de gemeente. Het gaat om de Stadstraverse. Dit is het deel tussen de Dungensebrug tot en met Sluis Engelen. De gemeente is dan beheerder en eigenaar van het kanaal. Als eigenaar is de gemeente verantwoordelijk voor de bediening van de sluizen en bruggen. Beroepsvaart mag vanaf 5 januari 2015 niet meer varen over de Stadstraverse. Dit betekent dat automobilisten, wandelaars en fietsers minder vaak hoeven te wachten bij een open brug. Bruggen en sluizen bedieningDe bedieningstijden van sluis Engelen en de Dungensebrug blijven bijna hetzelfde. De bruggen in de Stadstraverse bedienen we niet. De doorvaar hoogte is voldoende om de meeste boten te laten passeren. Sluis 0 (met Anthoniebrug) wordt in de zomer op zondag, woensdag en vrijdag om 15.00 uur bediend. Vaker is niet mogelijk, omdat anders het peil van het Maximakanaal te laag wordt.ToekomstEind 2015 evalueren we de bediening van de bruggen. Als het nodig is passen we de bediening aan. Ook kunnen er wijzigingen komen door een besluit van de raad over de toekomstvisie van de Zuid-Willemsvaart. |
De waterstaatkundige situatie tot 1850's-Hertogenbosch heeft in het verleden een sterkere bodemdaling ondergaan dan in de omgeving. In dit lage gebied verzamelde zich het water van de Dommel, de Aa en de Ley. Deze riviertjes kwamen samen in de Dieze, die vrij in de Maas uitmondde. Vooral de Dommel doorsneed op verschillende plaatsen een oost-west lopende zandrug. Op een gedeelte van die zandrug is in 1185 's-Hertogenbosch gesticht. De vertakkingen van de Dommel zijn later bekend geworden als de Binnendieze.Zolang de Maas onbedijkt was, kon het rivierwater gemakkelijk een weg vinden zonder dat daarbij hoge waterstanden optraden. Dat werd anders toen omstreeks de 12e eeuw de rivieren werden bedijkt. Ook de Maas werd in een bedding gedwongen. Bovendien werd de benedenloop omgelegd. Oorspronkelijk liep deze rivier langs Heusden in de richting van het Hollands Diep. Omstreeks 1273 werd de Maas onder meer bij Hedikhuizen afgesloten en in de richting van Woudrichem geleid, waar zij zich verenigde met de Waal. De afsluiting hield verband met de vorming van een grote polder, de Grote of Zuid-Hollandse Waard genoemd. Bij Heerewaarden stonden Maas en Waal ook met elkaar in verbinding. Aangezien de Maas een regenrivier is zijn de waterstanden op deze rivieren afhankelijk van de regenval in het stroomgebied. In het algemeen voert de Maas in de zomer weinig water af en in de winter veel. De stijging van het waterpeil kan zeer snel gaan. De Waal is als voortzetting van de Rijn een gemengde rivier, dat wil zeggen dat zowel smeltwater van de gletsjers als regenwater wordt afgevoerd. Het smeltwater wordt in het voorjaar en in de zomer merkbaar. Tengevolge van de open verbinding bij Woudrichem werd de Maas opgestuwd | 1 |
door de hogere waterstanden op de Waal. Juist in de zomer hadden de boeren langs de Maas behoefte aan een goede afwatering van hun land op de Maas. De opstuwing verhinderde dat. Bovendien werd de Maas nog belast met het Waalwater dat bij Heerewaarden zijn weg naar de Maas zocht. In de winter was de situatie al niet veel beter. Het ijs versperde de afvoer van de grote hoeveelheden water die na het intreden van de dooi de rivieren afkwamen. Bij een hoge Maasstand zocht het water een uitweg over de onbedijkt gebleven oevers bij Beers( tussen Cuijk en Grave) en bij Bokhoven. Die betrekkelijk lage gedeelten in de waterkering worden overlaten genoemd. De Beerse Overlaat zorgde voor een enkele kilometers brede strook water die over land in de richting van de Dieze stroomde. Het water van de Beerse Maas, zoals deze stroom werd genoemd werd door de Dieze opgenomen met de bedoeling om weer op de Maas te worden teruggevoerd. Dat lukte alleen als de Maas niet te hoog stond en de Dieze niet was afgesloten. In het andere geval liep het water van de Dieze over overlaten in de westelijke Diezedijk naar het Bossche Veld. Het voegde zich bij het overtollige water van de Dommel en de Aa die immers door een gestremde Dieze-afvoer hun water ook niet kwijt konden. De hoge waterstand rond 's-Hertogenbosch zorgde ook voor wateroverlast in de stad. Tijdens de St. Elizabethsvloed in 1421 drong het zeewater de Grote Waard binnen, waarbij veel mensen verdronken. De zee bereikte toen Werkendam. Die grote watervlakte heette het Bergsche Veld (later de Biesbosch). De nabijheid van de zee had een gunstige uitwerking op de waterstanden van de Maas en de Waal. Lang duurde dit echter niet want het Bergsche veld slibde sterk aan. De killen konden het water en het ijs niet meer verwerken, waardoor dijkdoorbraken langs Maas en Waal toenamen. In 1766 werd tussen Drunen en Waalwijk in de binnendijken een overlaat gemaakt: de Baardwijkse Overlaat. Het water uit het Bergsche Veld kreeg nu gelegenheid om af te vloeien naar het dal van het Oude Maasje om via de Amer en het Hollandsch Diep in zee uit te stromen. Ondanks de positieve werking van de Baardwijkse Overlaat behoorden de waterproblemen niet tot het verleden. Daar kwam bij dat om militaire redenen het land rond 's-Hertogenbosch dikwijls kunstmatig werd geďnundeerd. De verbetering van de waterstaatkundiqe situatie na 1850Van een gestructureerde aanpak van de problemen was pas sprake toen er een centraal gezag ontstond; dus vanaf de Napoleontische tijd. In de eerste helft van de 19e eeuw werd er druk gestudeerd op de verbetering van de Maas en de Waal. In 1850, toen de financiële middelen wat ruimer werden, werd besloten om beide rivieren een eigen bedding te geven. Maar eerst zou de gezamenlijke benedenloop van Maas en Waal worden verbeterd. Dwars door de Biesbos werd begonnen met het graven van de Nieuwe Merwede. Enkele jaren daarna konden de verbindingen tussen de Maas en de Waal te Heerewaarden worden gedicht.De zomerstanden op de Maas werden door de verbeterde waterafvoer lager. Dat gold ook voor de Dieze, die immers in normale omstandigheden in open verbinding stond met de Maas. De schepen liepen aan de grond en konden niet meer over de drempel van de schutsluis in het fort Crčvecoeur. Deze sluis moest worden vervangen door een diepere. Tevens werd de Dieze in de directe omgeving van het fort afgesloten met een keersluis. Daarmede kon de waterstand op de Dieze worden geregeld. 's Winters kwamen overstromingen nog steeds voor. Vooral de dijkdoorbraken van 1876 en 1880 hadden verschrikkelijke gevolgen. Er moest dringend verbetering komen. De provincie trok een bedrag van een miljoen gulden uit als bijdrage in de kosten voor de totstandkoming van de scheiding van Maas en Waal. In 1883 werd de lang verbeide Maasmondwet aangenomen. | 2 |
De Maas zou worden verlegd naar de Amer en daarmede vrijwel terugkeren naar haar loop uit het begin van onze jaartelling. Het gemeentebestuur van 's-Hertogenbosch had in die tussentijd niet stilgezeten. Na de inwerkingtreding van de Vestingwet van 1874 kon de stad zich bevrijden uit het militaire keurslijf. Besloten werd om van de stad een polder te maken en daarmee het water buiten de wallen te houden. De enkele openingen in die waterkering moesten gesloten kunnen worden. Dat gold o.a. voor de mond van de Stadshaven. Hierin werd onder de Boombrug een keersluis gebouwd. Water dat door kwel of lekkage toch binnen de polder kwam, werd door het stoomgemaal bij de Grote Hekel (bij de kruising Pettelaarseweg-Zuidwal) uitgemalen. Omstreeks 1880 was 's-Hertogenbosch watervrij. Overtollig water van Dommel en Aa, maar ook van de gevreesde Beerse Maas konden volgens menselijke berekening de stad niet meer deren. De omstreken van 's-Hertogenbosch bleven lijden onder de vrijwel jaarlijks terugkerende wateroverlast. In de Maasmondwet was niet begrepen het buiten werking stellen van de Beerse Maas. Deze nooduitlaat kon ook na de totstandkoming van de Bergsche Maas, zoals de nieuwe loop van de Maas zou gaan heten, niet worden gemist. Onder de wet vielen ook veel andere Waterstaatswerken. Als belangrijkste onderdeel van de Maasmondwerken werd eerst de Bergsche Maas gegraven in aansluiting daarop werd de Amer genormaliseerd door de aanleg van strekdammen en het opruimen van ondiepten. De waterstanden zouden ten westen van Heusden enigszins hoger worden. Ten oosten daarvan zouden ze dalen doordat de Waal bij Woudrichem het water niet meer kon opstuwen. Ten westen van Heusden werd de afwatering van de oeverlanden dus ongunstiger, maar ten Oosten van deze stad werd de afwatering vergemakkelijkt. Om zoveel mogelijk gronden van dat laatste te laten profiteren is de oude Maasloop (bekend als de Afgedamde Maas) zo dicht mogelijk bij de Waal, namelijk bij Andel, afgesloten. Een groot gedeelte van de Bomrnelerwaard kon daardoor gebruik maken van de lager wordende Naasstand. Ook de Dieze zou sneller en langer kunnen lozen op de Maas. Dat was vooral van belang als de Dieze werd bezwaard met het water van de Beerse Maas. De overlaten in de westelijke Dieze-dijken werden opgehoogd en de daarachter liggende gronden zouden gevrijwaard zijn tegen overstromend water. Om de achterliggende polders toch van het slibrijke Maaswater te kunnen voorzien werd een inlaatsluis gebouwd. De wateroverlast van Dommel en Aa werd opgevangen door het graven van het afwateringskanaal 's-Hertogenbosch-Drongelen. Het kanaal sluit bij de Vughterbrug op de Dommel aan en mondt via een uitwateringssluis tegenover Drongelen uit in de Maas. Het verval van de Maas tussen Crevecoeur en Drongelen is ongeveer 1 meter. Er kan dus via het afwateringskanaal veel langer worden geloosd dan via de uitwateringssluis te Crevecoeur. Om te voorkomen dat ook water van de Beerse Maas in het in 1911 gereedgekomen afwateringskanaal zou stromen, werd ter hoogte van de huidige Brabanthallen een dam in de Dieze gelegd. In deze dam werden een schutsluis en een keersluis gebouwd. Beide sluizen stonden in normale omstandigheden open. Ze zijn gesloopt bij de aanleg van de industrieterreinen. De waterhuishouding had veel profijt van de lagere Maasstanden. Voor de scheepvaart bleek de schutsluis in het fort Crčvecoeur andermaal niet diep genoeg. Te Engelen werd een nieuwe schutsluis gebouwd, die door het kanaal Henriëttewaard-Engelen met de Dieze werd verbonden. In 1926 bleek dat Noordoost Brabant allesbehalve watervrij kon worden geacht. De overstromingen richtten veel leed en schade aan. De oorzaak zat in het bochtige Maasgedeelte tussen Gewande en Grave. Het Maaswater kon hier niet volledig profiteren van de nieuwe Maasmond. De bochtafsnijdingen en de bouw van de sluis te Lith, die vóór de Tweede Wereldoorlog plaatsvonden, maakten de rivier zodanig beheersbaar dat in 1942 de Beerse overlaat kon worden gesloten. Toen pas kon worden gesteld dat 's-Hertogenbosch en wijde omgeving waren verlost van de wateroverlast. De extreem hoge afvoer van de Maas gedurende de jaarwisseling 1993-1994 | 3 |
heeft echter geleerd dat de waakzaamheid niet mag verslappen.De scheepvaart's-Hertogenbosch was eeuwenlang een centrum van de doorvoerhandel. De stad was gunstig gesitueerd op het punt van samenkomst van Dieze en Maas. Het gebruik van de rivieren door de scheepvaart had echter zijn beperkingen. De Dieze was door aanslibbing soms moeilijk bevaarbaar. Bovendien werd de scheepvaart belemmerd als de rivier om defensie-redenen was afgedamd. De Maas was als regenrivier slechts een gedeelte van het jaar bevaarbaar. De transporten van de grote zeehavens, Amsterdam, Rotterdam en Dordrecht naar het zuidelijke achterland vonden grotendeels plaats via 's-Hertogenbosch. In de stadshaven werden de goederen overgeslagen van schip op wagen en omgekeerd. De belangzijkste route naar Maastricht en Luik liep over land. Een klein gedeelte ging via de Maas. De Dommel, de Aa en de Binnendieze waren alleen geschikt voor kleine vaartuigen.Na de val van Napoleon trachtte Koning Willem I diens beleid wat betreft de aanleg van wegen en vaarwegen voort te zetten. Zo werd onder meer tussen 's-Hertogenbosch en Maastricht de Zuid-Willemsvaart gegraven. Het 123 km. lange Kanaal met zijn vele sluizen en bruggen werd in vier jaar voltoo±d. Het sluitstuk werd in 1826 gevormd door, het kanaalgedeelte door de vesting 's-Hertogenbosch. De tegenwerking van het stadsbestuur was erg groot. Men vreesde dat de Stadshaven zijn overslagfunctie zou verliezen, wat ook gebeurde. Ook het transport over de Steenweg naar Luik zou afnemen. Het nieuwe kanaal doorsneed de stadswal bij het Anthoniebolwerk. Om het eventuele inundatiewater te kunnen tegenhouden werd in de stadswal een keersluis gebouwd. Tegelijkertijd werd op de kruising van het kanaal met het Hinthamereinde een tweede keersluis gebouwd. In normale omstandigheden stonden beide sluizen open. Mocht het nodig zijn om de sluizen te sluiten dan behoefde de scheepvaart niet te worden gestremd. De beide sluizen met het tussenliggende kanaalgedeelte fungeerden in zijn geheel als schutsluis. Deze schutsluis kreeg vrij spoedig de naam "sluis 0". De eerste "echte" schutsluis was "sluis 1", die ter hoogte van de huidige Burgemeester Lambooybrug lag, is in 1935 gesloopt. In het verleden is de Zuid-Willemsvaart een zeer druk bevaren kanaal geweest. Na de Tweede Wereldoorlog werden de schepen steeds meer verdrongen door de vrachtauto's. Daar kwam bij dat de Zuid-Willemsvaart niet werd aangepast aan de eisen die de moderne scheepvaart ste1de. Pas in 1982 werd besloten de Brabantse en Midden-Limburgse kanalen te verbeteren. Inmiddels is dat plan sterk afgesinkt in die zin dat besloten is eerst het traject van de Maas naar Veghel te verbeteren. Tussen Veghel en Den Dungen is een gedeelte in uitvoering. Voor de kanaalomlegging om 's-Hertogenbosch wordt thans een milieu-effect-rapportage opgesteld. Integraal waterbeheerAls het om water gaat, zijn er meer belangen dan het keren van water en het bevorderen van de scheepvaart. Het is ook van belang dat het water niet verontreinigd wordt en dat en voldoende water is voor landbouw, rereatie, industrie, enz. Daarbij wordt niet alleen aandacht gevraagd voor het oppervlaktewater maar ook voor het gondwater. Omgaan met water is er niet eenvoudiger op geworden. Het vraagt om een samenhagend beheer binnen de totale waterhuishouding. Door de overheid wordt hieraan veel zorg besteed. De Zuid-Willemsvaart die bij Rijkswaterstaat in beheer is voorziet voor een groot deel in de waterbehoefte van Oost-Brabant. | 4 |