afb.
Historische gegevensOver de oudste geschiedenis van dit nonnenklooster heerst in de literatuur nogal wat verwarring, doordat er verhuizingen van nonnen, gecombineerd met naamsveranderingen en wisselingen van Orde hebben plaatsgevonden. In elk geval is zeker, dat in 1461 op deze plaats een huis van de Zusters des Gemeenen Levens was gevestigd, genaamd Bethanië. In 1466 werd dit zusterhuis door de bisschop van Luik, Louis de Bourbon, verheven tot een volwaardig klooster, dat bij deze gelegenheid overging tot de Orde van de Reguliere Kanunnikessen van Augustinus. De bisschop bepaalde hierbij, dat de nonnen een eigen kerk mochten bouwen en een kerkhof aanleggen. Het is waarschijnlijk, dat de kerk niet al te lang hierna is gebouwd. De vraag blijft wanneer de zusters van Bethanië zich voor het eerst op deze plaats hebben gevestigd en wanneer het klooster, waarin de zusters in 1461 blijken te wonen, is gebouwd. Het is mogelijk, dat ze het gebouw in 1459 hebben gekocht van de Franciscanessen, die zich toen achter de Tolbrug vestigden. De congregatie van de zusters van Bethanië bestond in elk geval al in 1454. In de volgende twee eeuwen bleef de situatie onveranderd. Na inname van de stad in 1629 werd de nonnen voorlopig toegestaan in het klooster te blijven tot de laatste overlevenden in 1680 het bevel kregen het klooster te verlaten. In 1697 werd het kloostercomplex in percelen verkocht. In de achttiende eeuw werd het terrein vooral gebruikt voor paardestallen en hovenierswoningen, waarna in de negentiende eeuw twee rijtjes arbeidswoningen achter de hoofdbebouwing werden opgetrokken. | 105 |
in de volksmond op den Wijnmolenbergh genoemd Het klooster van de reguliere zusters, de zusters van Bethanië genaamd, omdat het gebouwd is ter ere van de Heilige Maria Magdalena, heeft een aanvang genomen rond het jaar des Heren 1475. De stichters van deze heilige congregatie waren drie of vier jonge vrouwen, die eerder volgens de gebruiken van de zusters van de derde regel van Sint-Franciscus leefden in Vught, niet ver van het klooster van de kartuizers. Daarna zijn ze naar 's-Hertogenbosch verhuisd en hebben zich gevestigd op een plaats niet ver van | 135 |
de Oude Dieze. Maar toen zij talrijker werden, zijn zij gekomen naar de plaats waar zij nu wonen, op de Wijnmolenbergh, en hebben daar de regel van de reguliere kanunniken aangenomen, leefden als slotzusters en droegen een zwarte sluier. Al gauw breidde deze stichting zich uit in gebouwen en in aantal zusters, die voortreffelijk de regel onderhielden. | 137 |
In den Zuid-Westelijken hoek van de straat, thans het St. Jacobskerkhof genaamd, stond Zuidwaarts naast voormeld
| 26 | ||||||||
huis de Ster dit klooster, dat het klooster was van de Reguliere Kanonikessen van de Orde van den H. Augustinus. Over hetzelve komt in eene Bossche Schepenakte van 20 Juli 1602 (Reg. n° 249 f. 373) het volgende voor: De zusters Maria Heym, mater; Emerentiana Spierinx, subpriorin; Nycolaa van Ravesteyn, procuratrix; Geertruid Coenen, Judith Loeckemans, Hadewig van der Elst en Elisabeth van Berckel, seniores conventuales van het klooster der Zusters van Bethania van de Orde van St. Augustinus, staande aan den Windmolenberg, verleenen eene grondrente uit huis met erf en plaats, staande en gelegen aan den Windmolenberg tusschen het huis of woning van den Pater van dat klooster ex uno 1) en het overig gebouw van dat klooster ex alio en zich achterwaarts uitstrekkende tot aan de Dieze. Blijkens het afschrift eener akte, berustende in de verzameling handschriften van het Prov. Genootsch. van K. en W. in Noordbrabant (genealogie van Berckel) had dit klooster, evenals zoovele andere kloosters, een pand; daarin stonden drie geschilderde glasramen: het een met de wapens van Elisabeth van Dongen en haar overleden man Lambrecht van Berckel en het jaartal 1568; het tweede met de wapens van Cornelis van Berckel en genoemde zuster Elisabeth van Berckel, zoomede het jaartal 1569; het derde met het portret van Cornelis van Berckel en dat van eene non (zuster Elisabeth van Berckel?) en daaronder ook het jaartal 1569; deze van Berckel's waren de kinderen van Aelbrecht van Berckel, die behalve hen nog deze kinderen had: Lenard, religieus bij de Regulieren te Venlo; Anna, echtgenoote van jonker Marcelis van Brecht; Yda, echtgenoote van jonker Joris Dachverlies en Arnd van Berckel (wiens kinderen waren: Yda, echtgenoote van jonker Roelof van Lyer; Luytgard, echtgenoote van
| 27 | ||||||||
Jacques de Crehe en Johanna, echtgenoote van Jan van de Blocquerye). Van de kapel van dit klooster is alleen nog maar over de Noordelijke muur, waarin twee openingen zijn, die aanvankelijk spitsbogige vensters waren. Volgens van Heurn Beschrijving was in die kapel voor het O.L.V. altaar eene spalk te zien, zooals men die oudtijds tot het zetten van armen beenbreuken bezigde en gaf Nicolaas Wils, pater van dit klooster, daarvan de geschiedenis uit.
Na de reductie van den Bosch in 1629 werd ook dit klooster ten behoeve van den Staat verbeurd verklaard; aan de alstoen daarin nog aanwezige nonnen werd echter toegestaan daarin te verblijven totdat zij uitgestorven zouden zijn, doch den 3 December 1680 bepaalde de Raad van State dat diegenen harer, welke toen nog in leven waren, hetzelve moesten verlaten en haren intrek nemen in het Klooster achter Tolbrug. Het klooster Bethanie is daarop 25 April 1697 (Reg. n° 510 f. 358) door Johan baron van Leefdael, heer van Liessel en oud-president-schepen van den Bosch, in diens hoedanigheid van raad- en rentmeester-generaal van de Episcopale en andere geestelijke goederen van die stad, in perceelen verkocht; daarbij kwam toen:
het eerste perceel, omschreven als: den grooten hof met de woning daartoe hehoorende; de huysinge, waaruyt uythangt het Groot hert met den hof daaragter en eene huysinge of camerkens, aan Gerard van Noort, notaris en klerk ter stadssecretarie te den Bosch;
het tweede perceel, omschreven als: een gedeelte, zijnde de groote camer aan de regterhand van den ingang; de twee camerkens aan de linckerhand; de camer in de galderye met de soldering daarboven, zijnde coorensolders; item twee camerkens binnen aan den hoff tegens de huysinge het Hert met den binnenhoff; item de camers, geapproprieert van de spincamer met de trap ende solderinge daarboven, alsmede het ledig erffken daar t'eynde aan gelegen rontsom in syne muyre,
| 28 | ||||||||
aan Cornelia Bastingius weduwe van Nicolaas Blom, controleur en ingenieur van 's lands fortificatiën der stad en forten van den Bosch; het derde perceel, omschreven als: de twee wooninge van het paetersquartier; de geheele kercke; de nieuwe huysinge aen de pompe; den kleynen hof agter de kercke en de spincamer, aan Dirck van 's Gravesande, president-schepen van den Bosch en controleur van de convooien en licenten aldaar.
Laatstgenoemde, wiens eigenlijke familienaam was Storm van 's Gravesande, was de zoon van Laurens van 's Gravesande, schepen en controleur van de convooien en licenten te den Bosch en Isabella van Heurn; zijne vrouw was Anna Josina Blom 2), dochter van Nicolaas Blom (wiens moeder eene Kien was) en Cornelia Bastingius voornoemd (wier moeder eene Verwey was). Dirck van 's Gravesande overleed in den Bosch 10 November 1716, zijne vrouw 6 November 1724; zij had hem o.a. deze kinderen geschonken: mr. Willem Jacob van 's Gravesande, 27 September 1688 te den Bosch geboren, beroemd hoogleeraar in de wis- en sterrekunde, alsmede in de wijsbegeerte aan de Hoogeschool te Leiden; Pieter van 's Gravesande, schepen van den Bosch en aldaar 28 October 1725 overleden; mr. Jeremias van 's Gravesande, president-schepen en mr. Ewoud Hendrik van 's Gravesande, schepen van den Bosch 3).
Genoemde Dirck van 's Gravesande kocht 5 Februari 1711 (Reg. n° 522 f. 429 vso) bij het door hem aangekocht derde perceel van gezegd klooster, dat alstoen het Windmolenbergklooster genaamd werd, het voorschreven eerste perceel, terwijl zijne vrouw en haar broeder mr. Jeremias Blom, die te
| 29 | ||||||||
Grave ontvanger van de tollen en licenten op de Maas was, gezamenlijk voormeld tweede perceel erfden. Mr. Ewoud Hendrik van 's Gravesande, mr. Jeremias Blom, mr. Willem Jacob van 's Gravesande en mr. Jeremias van 's Gravesande, allen hiervoren genoemd 4), verkochten op 16 November 1731 (Reg. n° 545 f. 180 vso) van het klooster Bethanië het volgende:
| 30 | ||||||||
Den 28 Augustus 1765 (Reg. n° 579 f. 223) verkocht deze laatste weduwe, die toen te Antwerpen woonde, het door haar, als gemeld, gekochte aan Cornelis Bekkers, woonachtig te Antwerpen; het werd alstoen gezegd te zijn: een huis met de hovenierswoning, genaamd het Hart; een koestal, staande aan die woning; een paardenstal, staande in den volgenden tuin en een huis naar den Dove, alles uitkomende op het St. Jacobskerkhof; een groote moestuin, gelegen achter de voorzegde huizen langs de Dieze, zijnde al het voorschrevene gelegen tusschen den Dove (n.l. het straatje Achter den Dove) ex uno en eene heining ex alio en strekkende het zich uit van het St. Jacobskerkhof tot aan de Dieze.
Wat door de 's Gravesande's in 1731 van het klooster Bethanië, waarschijnlijk bij vergissing, niet was verkocht geworden, werd 10 Augustus 1742 (Reg. n° 563 f. 89 vso) door Jacobus Sacrelaire, med. doctor te den Haag, als gemachtigde van Anna Sacrelaire, weduwe en erfgename van den professor mr. Willem Jacob van 's Gravesande, als volgt verkocht aan mr. Jeremias en mr. Ewoud Hendrik van 's Gravesande: 1/3 in een huis, staande op het St. Jacobskerkhof; 1/3 in een huisje, staande alsvoren en 1/6 in een gedeelte van een ten deele vervallen klooster, ook staande alsvoren. Den 1 October 1753 (Reg. n° 575 f. 184 vso) verkocht Johanna Charlotta Boyd, weduwe van den laatstgenoemden van 's Gravesande,
| 31 | ||||||||
aan na te noemen personen die parten, welke toen omschreven werden als volgt: a. een huis en erf, gelegen aan het St. Jacobskerkhof tusschen het erf der Wed. Lason ex uno en het erf van haar, verkoopster, ex alio, strekkende het zich uit vanaf het St. Jacobskerkhof tot aan het erf van mr. H.B. Martini, aan Cornelis van Warmond, koopman en architect te den Bosch; b. huis, tuin, openloods, voortuin en erf, gelegen aan het St. Jacobskerkhof tusschen de erven van haar, verkoopster en mr. H.B. Martini ex uno en het erf van haar, verkoopster, ex alio, strekkende het met eene groote poort van af het St. Jacobskerkhof achterwaarts zich uit tot aan de Dieze, aan Reinier van Veltdriel, koopman te den Bosch; c. huis, tuinen erf, bestaande uit vier woningen met één zolder, gelegen aan het St. Jacobskerkhof tusschen het erf van haar, verkoopster, ex uno en dat van de Wed. van Veltdriel, ex alio, van het St. Jacobskerkhof zich achterwaarts uitstrekkende tot aan de Dieze, aan Peter van Hirtum te den Bosch en d. een huis met erf, staande aan het St. Jacobskerkhof of tusschen het erf van haar, verkoopster, ex utroque latere et fine uno en het St. Jacobskerkhof ex alio fine, aan Antonij van Grinsven, wonende te den Bosch. Zooals uit laatstgemelde akten reeds zal zijn gebleken, was het klooster Bethanië al in 1731 grootendeels gesloopt en waren toen daarvoor hovenierswoningen en paardenstallen in de plaats gekomen, zooals ook van Heurn in zijne Beschrijving mededeelt. Thans zijn er niets meer van over dan eene poort en een stuk muur zijner kapel.
| 32 |
Noten | |
1. | Tusschen het Patershuis en het huis de Ster stond een huis van dit klooster, dat door hetzelve in 1610 verhuurd was aan Johanna van Malsen douarière van jonker Walraaf van Erp. |
2. | Hij huwde met haar in 1681, als wanneer hij in den Bosch in de Orthenstraat woonde; zij woonde toen aldaar in de Nieuwstraat. Deel I p. 111. |
3. | Hij is de stamvader van het tegenwoordig adellijk geslacht Storm van 's Gravesande. Herald Biblioth. 1873 p. 133. |
4. | Pieter van 's Gravesande had in 1724 (Reg. no 541 f. 333) zijn aandeel in dit klooster overgedragen aan den boedel zijner ouders. |
5. | Zij verkochten 30 Dec. 1734 (Reg. no 556 f. 360 vso) het door hen gekochte aan mr. Hendrik Bernard Martini, oud-schepen en raad van den Bosch. |
6. | Elisabeth en Maria Lason verkochten het door haar gekocht huis, dat in 1779 gezegd werd te staan tusschen een gangetje, loopende naar eene hovenierswoning en bleek, ex uno en het huis der Wed. van Warmond ex alio, 24 Mei 1756 (Reg. no 572 f. 253 vso) aan Johan Philip van Eys. |
7. | Hun kleinzoon was Johannes Josephus van Veltdriel. |
1979 |
RedactieResten van het Bethaniëklooster leren over historie van Den BoschBrabants Dagblad zaterdag 14 april 1979 (foto) |
|
1979 |
RedactieOverblijfselen van Bethaniëklooster blootgelegdHet Stadsblad woensdag 18 april 1979 |
|
1983 |
mr. J.A.M. HoekxKlooster Bethanië op de WindmolenbergBossche Bouwstenen VI ('s-Hertogenbosch 1983) 25 |
|
1983 |
Hans L. JanssenBethaniekerk en -kloosterVan Bos tot Stad ('s-Hertogenbosch 1983) 105-108 |
|
2002 |
Ad van DrunenBethaniëklooster ()Kloosters en religieus leven ('s-Hertogenbosch 2002) 59-60 |
J.H. van Heurn, Beschrijving der Stad 's-Hertogenbosch (2022) 275
L. van de Meerendonk, Het klooster op de Eikendonk te Den Dungen II (1964) 39, 84, 85, 105
L. van de Meerendonk, Tussen reformatie en contra-reformatie IX (1967) 111, 119, 125n, 139, 171n, 235, 236, 237, 250
Jan Sanders, Kroniek van Molius (2003) 135, 137, 193, 297
L.H.C. Schutjes, Geschiedenis van het bisdom 's-Hertogenbosch (1876) IV. 499-505
Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst (1931) 187